‏ Ezekiel 7:11

De ondergang voltrekt zich

De aankondiging van de dag van de HEERE klinkt opnieuw (Ez 7:10). De vele herhalingen van de aankondiging van het oordeel leggen grote en ernstige nadruk op de onveranderlijkheid ervan. “Zie, het komt eraan”, wordt ook meerdere keren gezegd (Ez 7:5; 6; 10). De waarschuwing klinkt keer op keer. Het moet voor ons een aansporing zijn de mensen om ons heen te waarschuwen voor het oordeel dat komt, want “de Rechter staat voor de deur” (Jk 5:9b).

“De ondergang voltrekt zich”, want de koning van Babel staat op het punt naar het land te trekken. “De staf geeft bloesem” wil zeggen dat Gods tucht – gesymboliseerd door de staf – op het punt staat zich te laten gelden in de komst van de legers van Babel. “De overmoed staat in bloei” wil zeggen dat Babel in de overmoed van zijn hart zal handelen.

In plaats van de staf van Gods tucht te erkennen en zich daarvoor te buigen is het geweld opgerezen als een staf (Ez 7:11). De goddeloosheid van Gods volk heeft de staf doen rijzen. Ze steunen op geweld om zichzelf te handhaven. Hun staf is een staf van goddeloosheid. Daarom zal er door het oordeel dat God door middel van de koning van Babel over hen brengt niets van hen overblijven. Al hun lawaai, al hun zinloos woordengeraas, al hun opschepperij verdwijnt.

Nog eens wordt de waarschuwing herhaald dat de tijd van het oordeel gekomen is en dat de dag van het oordeel is genaderd (Ez 7:12). In zo’n tijd van dreiging willen mensen hun spullen wel verkopen, want dan hebben ze er niets meer aan. Mogelijk heeft Paulus aan dit gedeelte gedacht als hij de Korinthiërs schrijft dat de tijd kort is en dat zij het kopen en het gebruik van middelen in dat licht moeten zien (1Ko 7:29-31).

Opkopers maken graag gebruik van de ellende van anderen om tegen uiterst lage prijzen aan veel bezit te komen. Zij worden gewaarschuwd zich daar niet over te verheugen. Verrijking ten koste van de ellende van anderen wordt door God vergolden. Ook zij zullen niet aan het oordeel ontkomen dat de hele menigte treft. De verkoper moet zich ook maar niet druk maken over het verlies van zijn bezittingen. Hij doet er beter aan zich zorgen te maken over zijn ziel (Lk 12:13-21).

De verkoper zal zijn bezittingen nooit meer terugzien, ook al zou zowel hij als de koper nog in leven zijn (Ez 7:13). Het visioen van het oordeel van de ballingschap voor “heel de menigte [van het land] zal niet herroepen worden”, want het staat vast. Zowel de verkoper als de koper heeft in ongerechtigheid geleefd. Zij zullen hun leven niet kunnen behouden, maar omkomen.

Copyright information for DutKingComments