‏ Genesis 10

De nakomelingen van Noach

In dit hoofdstuk laat God ons de oorsprong van de volken van de wereld zien. De zonen van Noach worden in Gn 10:1 in volgorde van belangrijkheid genoemd, niet naar geboorte. Jafeth is de oudste (Gn 10:21). Daarna komen Sem en Cham.

De nakomelingen van Jafeth

De nakomelingen van Jafeth komen het eerst aan bod. Er worden slechts vier verzen aan hem gewijd. Van de voorspelde uitbreiding (Gn 9:27) lijkt vooralsnog niet veel terecht te komen. Toch zal dat later wel zo zijn, vooral tijdens het vierde wereldrijk, dat is het Romeinse rijk.

De volken worden verdeeld over de aarde, gerekend vanuit Israël als middelpunt van de volken en rekening houdend met het aantal Israëlieten (Dt 32:8; Ez 5:5). De zonen van Jafeth vestigen zich ten noorden van Israël, er ver van verwijderd.

De nakomelingen van Cham

De nakomelingen van Cham vestigen zich ten oosten en ten zuiden van Israël. Ook bij de nakomelingen van Cham lijkt de profetie van Noach niet vervuld te worden. Van het dienen van zijn broers (Gn 9:25-27) is nog geen sprake. Zijn nageslacht levert indrukwekkende personen. Zo is Nebukadnezar, de heerser van het eerste wereldrijk, het Babylonische, een nakomeling van Cham.

De opsomming van de namen van de volken wordt onderbroken door het invoegen van de geschiedenis van Nimrod. Hij is de oorsprong van het Babylonische rijk en is “een geweldig jager voor het aangezicht van de HEERE”. Dit is tot een spreekwoord geworden voor mensen die in zijn voetstappen koninkrijken hebben gevestigd ten koste van het bloed van vele mensen.

“Voor het aangezicht van de HEERE” wil in dit verband zeggen dat hij met zijn gedrag en daden de HEERE in het aangezicht tart. Hij stoort zich niet aan Hem en onderwerpt zich niet aan Hem, maar onderwerpt anderen aan zich. Hij is de stichter van de vroegste macht van een wereldrijk. Hij sticht het koninkrijk Babel (Gn 10:10).

Nimrod is een jager. Een jager vergiet bloed. Nimrod, de geweldenaar, vergiet eerst bloed van dieren. Hij zal voor de vestiging van zijn rijk ook over lijken van mensen gaan.

Mensen die Gods koninkrijk willen bouwen, zijn altijd schaapherders. Zij geven hun eigen leven voor dat van hen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Voorbeelden van schaapherders zijn: Abel, Jakob, Mozes, David. Het grootste voorbeeld is de Heer Jezus, “de goede Herder” (Jh 10:11; 14).

De nakomelingen van Sem

Als bijzonder kenmerk van Sem wordt genoemd dat hij de “voorvader van alle zonen van Heber” is. Heber – in andere vertalingen Eber – betekent zoiets als ‘het gebied aan de overzijde, gelegen aan de andere kant van een stroom, of de zee’. Over het algemeen wordt uitgelegd dat Hebreeër zoiets betekent als ‘iemand die tegenover staat’ en/of ‘iemand die is overgestoken’. Abraham is in de Schrift de eerste die “Hebreeër”, dat is een zoon van Heber, wordt genoemd (Gn 14:13). Hij onderscheidt zich door afstand te nemen van Babel en een rivier ‘over te steken’. Hij maakt de ‘oversteek’ vanuit zijn thuisland naar een nieuw gebied dat God hem aanwijst (Jz 24:2-3).

In de dagen van “Peleg”, een van de zonen van Heber, wordt de aarde, dat wil zeggen de aardbevolking, verdeeld. Deze verdeling is het gevolg van Gods oordeel over de torenbouw van Babel, waarover het volgende hoofdstuk ons bericht. Heber, de pelgrim, zal het eenheidsstreven hebben veroordeeld. In de naam van zijn zoon komt het gebeuren tot uiting. “Peleg” betekent ‘verdeling’.

Samenvatting

De opsomming van de volken eindigt met de herinnering dat alle geslachten van Noach afstammen en dat de geslachten zich tot volken hebben gevormd. Na de zondvloed hebben de volken die uit de zonen van Noach zijn voortgekomen zich over de aarde verspreid.

De verdeling in de dagen van Peleg is het gevolg van de torenbouw van Babel die in het volgende hoofdstuk wordt beschreven. Met dit streven naar eenheid keren de mensen zich tegen de eerdere opdracht van God om zich over de aarde te verspreiden en die te bevolken.

Copyright information for DutKingComments