‏ Isaiah 56:1

Doe gerechtigheid

De openingswoorden van dit hoofdstuk zijn een herhaling van de vermaning in het vorige hoofdstuk (Js 55:6-7). De gedachten en wegen van Israël zijn niet die van de HEERE (Js 55:8). De heerlijke beloften die in dat hoofdstuk volgen, zijn een aansporing voor de goddelozen om hun wegen te verlaten en voor de onrechtvaardigen om hun gedachten prijs te geven.

In het vorige hoofdstuk hebben we de uitnodiging gehoord – vier keer “kom” – om de zegeningen van het nieuwe verbond te kunnen ontvangen. In de komende twee hoofdstukken, Jesaja 56-57, die het slot vormen van het tweede onderdeel, Jesaja 49-57, kunnen we de respons op deze uitnodiging herkennen. Ten eerste in de vrome heidenvolken die in het koninkrijk van God worden ingevoerd, Jesaja 56:1-8, en ten tweede in de goddeloze Israëlieten die verbannen zullen zijn uit datzelfde koninkrijk, Jesaja 56:9 tot Jesaja 57:21. In deze twee groepen herkennen we de vervulling van de woorden van de Heer Jezus tot de hoofdman van Kapernaüm (Mt 8:11-12; Mt 19:30).

Laten zij “het recht” in acht nemen en “gerechtigheid” doen (Js 56:1). Dan zullen zij in overeenstemming zijn met de eigenschappen en handelingen die voor Gods koninkrijk gelden. De reden waarom zij dit moeten doen, is tweevoudig: het koninkrijk zal spoedig openbaar worden zowel in heil of behoudenis als in gerechtigheid. Als zij zich realiseren hoe nabij Zijn heil is en dat Zijn rechtvaardige handelingen op het punt staan om geopenbaard te worden, dan zullen zij worden aangemoedigd om te volharden.

Een speciale zegen wordt in het vooruitzicht gesteld voor hem die Gods gebod bewaart (Js 56:2). Van al Gods geboden wordt het sabbatsgebod hier genoemd als illustratie van het in acht nemen van Gods geboden. Dit is de beste toetssteen of iemand echt Gods geboden wil houden. Wie de HEERE liefheeft, zal die houden. Daarnaast is de sabbat ook een teken van het verbond (Ez 20:12) en wel in verbinding met het nieuwe verbond. Het houden van het sabbatsgebod openbaart de gezindheid van het hart dat gerechtigheid wil doen. Het staat open, niet alleen voor de Israëlieten, maar voor iedere “sterveling” (Js 56:2), dat wil zeggen ook voor hen uit de heidenvolken.

Naast het acht geven op het sabbatsgebod spreekt de HEERE ook over het acht geven op de hand, om daarmee geen kwaad te doen. De hand spreekt van de daden. Wie innerlijk (hart) en uiterlijk (hand) in overeenstemming met God leeft, is “welzalig”.

De sabbat is voor ons de rust in Christus, die we alleen kunnen genieten als onze hand geen kwaad doet.

Copyright information for DutKingComments