‏ Isaiah 8:19-22

Raadplegen van demonen

Wie niet naar Gods woorden luistert, wendt zich tot machten van de duisternis. Het verschil daartussen is als het verschil tussen de zacht stromende wateren van Siloah en de woeste wateren van Assyrië (Js 8:6-7). Het een brengt zegen, het ander verderf. Nu de HEERE Zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, zoekt het volk zijn heil bij spiritistische mediums (Js 8:19). Spiritisme is in Juda doorgedrongen (Js 2:6; Js 3:2-3). Deze mediums trachten de familie en discipelen van Jesaja te beïnvloeden. Zo ondergaan gelovigen vandaag de dag ook pogingen van boze geesten om hen te beïnvloeden.

Hier zien we dat “de levenden” raad zoeken bij “de doden” en dat terwijl de wet en het getuigenis bij hen zijn waarin het licht van God schijnt. Deze handelwijze wordt door God in Zijn Woord scherp veroordeeld (Lv 20:27; Dt 18:9-12). Wie niet in het Woord van God gelooft, zoekt bij andere bronnen raad en hulp (1Sm 28:6-8). De HEERE verwijt het volk deze handelwijze door twee vragen te stellen, waarvan het antwoord in de vraag opgesloten ligt. In plaats van de levende God te raadplegen worden de dode afgoden geraadpleegd, waarachter boze geesten zitten (1Ko 10:19-20).

Rond elke grote crisis in menselijke aangelegenheden vindt vaak een uitbarsting van spiritisme plaats. Zo is het in Juda en Israël bij de wegvoering. Zo is het in de tijd van de komst van Christus naar de aarde. Zo is het ook vandaag, vlak voor de wederkomst van Christus. In tijden van nood neemt de mens massaal liever de toevlucht tot waarzeggerij dan tot God. Men ziet de onzekerheid van de toekomst en wil daarover informatie. In plaats van zich te wenden tot de God van de waarheid gaat men te rade bij de vader van de leugen. En dat, terwijl God in de heilige Schriften in al het nodige heeft voorzien voor onze leiding en al onze geestelijke behoeften (2Tm 3:16-17).

Het volk wordt op het Woord gewezen (Js 8:20). Het onderwijs van de wet geeft antwoord op de vragen van het leven en voert tot een leven in het licht (Js 2:5). Wie dat negeert, zal in de eeuwige duisternis terechtkomen. Voor zo iemand is er geen toekomst, “geen dageraad”. De weg naar die vreselijke toekomst is afschuwelijk en wordt alsmaar angstaanjagender (Js 8:21). Er is gebrek aan alles wat nodig is om te leven. Ook innerlijk is er totale duisternis. De schuld wordt gegeven aan iedereen die in hun ogen de macht heeft verandering in hun ellende te brengen.

In de toekomst zal bij de inval van de koning van het noorden (Dn 11:40-44) de antichrist, die de koning van Israël zal zijn, niets kunnen doen. Het volk zal zich dan realiseren dat hun koning in feite een nietswaardige herder is die de schapen in de steek laat (Zc 11:17) en zal dan hun koning vervloeken. Dat zal ten dele terecht zijn omdat door zijn toedoen de koning van het noorden het land is binnengevallen. Maar in plaats van zich te bekeren en hun schuld te erkennen zullen zij God de schuld van dit alles geven, zoals velen tegenwoordig ook doen. In plaats van de schuld bij zichzelf te zoeken zullen zij hun hart verharden en God vervloeken.

Ze zullen verstoten worden (Js 8:22). Dit betreft de natie. Ze zullen uit het land van Immanuel uitgedreven worden en weggevoerd worden naar een vreemd en duister land. Daar zullen ze verstoken zijn van alle licht waarin ze, toen ze het tot hun beschikking hadden, weigerden te wandelen. Ze hebben gekozen voor de duisternis en die krijgen zij nu in overvloed. Vanbuiten en vanbinnen, vanboven en vanonder, overal is duisternis en angst.

Copyright information for DutKingComments