‏ Job 10:18-19

Jobs verlangen naar de dood

Wat Job in de Jb 10:18-19 zegt, versterkt wat hij in Job 3 heeft gezegd. Hier schrijft hij zijn geboorte nadrukkelijk – en ook terecht natuurlijk – aan God toe (Jb 10:18; vgl. Ps 22:10a). Hij is God voor deze handeling echter niet dankbaar, maar beklaagt zich daarover bij Hem. Hij had zijn geboorte nooit moeten laten plaatsvinden. Was hij maar in de baarmoeder gestorven, dan zou geen oog hem ooit in de erbarmelijke omstandigheden hebben gezien waarin hij zich nu bevindt. Dan zou het zijn alsof hij er nooit was geweest (Jb 10:19). Hij zou naamloos vanuit de buik naar het graf zijn gebracht en begraven zijn. Dan zou hij nooit hebben geweten van de kwellingen die hij nu ondergaat (vgl. Pr 4:2-3).

Maar hij leeft nog steeds en hij ervaart dat leven als een lange lijdensweg waarop hij door God bewust is geplaatst. Hij heeft nog maar enkele dagen te gaan en dan zit zijn leven erop (Jb 10:20; Ps 39:5). Hij wenst dat God ophoudt met hem te kwellen, dat Hij daarmee niet doorgaat tot het laatste moment van zijn leven. Hij zou zo graag de weinige resterende dagen toch nog wat rust en vreugde beleven, voordat hij dit leven voorgoed verlaat (vgl. Ps 39:13).

Als hij dit leven verlaat, zal hij in het graf zijn en nooit meer op aarde terugkomen (Jb 10:21). Het graf bevindt zich in “een land van duisternis en schaduw van de dood”. Het is “een stikdonker land”, waar de duisternis heer en meester is en “de schaduw van de dood” alles overdekt (Jb 10:22).

In die duisternis ontbreekt elke orde, net zoals vóór de scheppingsdagen (Gn 1:2). Er is geen orde van dag en nacht of zomer en winter of hitte en koude. Er is ook geen orde naar leeftijd of geslacht of rang of stand. De beenderen van de doden worden bij elkaar geveegd, zonder dat iemand weet van wie ze zijn, behalve de alwetende God.

De duisternis schijnt daar alsof het licht betreft. Als het licht duisternis is, hoe groot is dan de duisternis! Het licht maakt alles openbaar, maar als het licht duisternis is, dan is de duisternis zelf uitermate duister. De duisternis is ondoordringbaar. Er is niets zichtbaar in, er zijn zelfs geen vage omtrekken waarneembaar waardoor er enige herkenning zou kunnen zijn.

Copyright information for DutKingComments