Job 34:4

Inleiding

De woorden van Elihu zijn “in genade”, maar wel “met zout besprengd” (Ko 4:6). Hij spreekt Job niet als een onrechtvaardige aan, maar wijst hem wel op zijn verkeerde uitspraken die hij ondoordacht heeft gedaan. Daarnaast spreekt hij nu ook de drie vrienden aan.

Het beroep op wijze mensen

Elihu heeft Job de gelegenheid gegeven om op zijn woorden te reageren, maar Job zwijgt. Daarom gaat Elihu verder met zijn antwoord (Jb 34:1). Hij richt zich tot de “wijzen” en “verstandigen” (Jb 34:2). Hiermee bedoelt Elihu de vrienden van Job. Door hen zo aan te spreken zegt hij als het ware dat zij hun plaats als wijzen en verstandigen weer moeten innemen en moeten ophouden onwijze en onverstandige dingen tegen Job te zeggen.

De woorden van Elihu gelden voor alle wijzen in elke tijd. Elihu heeft het over principes die altijd geldig en overal toepasbaar zijn. Hij legt zijn woorden ter beoordeling aan hen voor. Dat is een aanwijzing voor ons dat we moeten beoordelen wat wordt gezegd. De Heer Jezus wijst erop dat de mens die capaciteit heeft en op grond daarvan verantwoordelijk is die te gebruiken als Hij zegt: “Waarom oordeelt u ook uit uzelf niet wat recht is?” (Lk 12:57). Ook Paulus spoort aan tot beoordeling van wat hij zegt: “Beoordeelt u wat ik zeg” (1Ko 10:15).

Elihu betrekt de wijze en verstandige mannen in zijn beoordeling van wat Job heeft gezegd. Hij roept hen op naar zijn woorden te luisteren en hem aan te horen en dat zorgvuldig te doen. Ze moeten met hun oor zijn woorden beproeven “zoals het gehemelte voedsel proeft” (Jb 34:3). In die zin heeft Job geklaagd dat de vrienden onder het mom van wijze woorden van grijsaards, hem woorden hebben doorgegeven die niet te eten zijn (Jb 12:11-12). Woorden en onderwijzingen zijn voedsel voor de geest. Goede woorden zijn goed voedsel en slechte woorden zijn slecht voedsel. Elihu vraagt Job en de toehoorders zijn woorden te proeven.

Om te weten hoe iets smaakt, moeten we het eerst proeven. Van iets proeven is niet hetzelfde als eten en doorslikken, maar gaat daaraan vooraf. Zo moeten de toehoorders de woorden van Elihu proeven. Ze moeten naar zijn woorden over en tot Job luisteren, ze aanhoren en overwegen of ze recht zijn, of ze recht doen aan Job en aan God, hoe ze Gods handelingen met Job moeten zien.

Als ze zijn woorden hebben getoetst, kunnen ze hun keus maken (Jb 34:4). Het gaat om een keus voor “wat recht is”. Daartoe roept Elihu op, zowel voor zichzelf als voor de wijzen. Hij wil samen met hen “onder elkaar erkennen wat goed is”. Ook voor ons is het belangrijk eerst met het oor te proeven wat wordt gezegd en pas daarna onze beoordeling daarvan te geven.

Copyright information for DutKingComments