John 10:11
Ik ben de goede Herder
De Heer wijst op de grote tegenstelling tussen de dief en de goede herder. Een dief komt stiekem en onverwachts en zonder enig medelijden. Hij buit de schapen uit en meer dan dat. Hij komt niet alleen om te stelen, maar ook om te slachten, dat is te doden, en wil zelfs elk spoor van zijn misdaad uitwissen door te verderven. Hij geeft niets, maar neemt alles, tot en met het leven en de restanten daarvan. Hoe volkomen anders is de Heer Jezus. Hij is niet gekomen om iets te nemen, maar om iets te geven en wel leven en dat in overvloed. Hij geeft het leven in zijn rijkste en meest overvloedige vorm, dat is het eeuwige leven. Om dat te kunnen geven heeft Hij Zijn leven niet alleen in de waagschaal gesteld, Zijn leven geriskeerd, maar Hij heeft het daadwerkelijk gegeven. Daardoor heeft Hij bewezen de goede Herder te zijn. Het goede aan die Herder is niet dat Hij Zijn schapen uitleidt en eeuwig leven geeft, maar dat Hij voor hen Zijn leven aflegt in de dood. Het heerlijke gevolg daarvan is dat Hij Zijn schapen uitleidt en eeuwig leven geeft. Zijn schapen zijn Hem zo dierbaar, dat Hij om hun het leven in overvloed te kunnen geven voor hen in de dood wilde gaan. Het afleggen van Zijn leven is hier een volkomen vrijwillige daad van Hemzelf als het hoogste bewijs van Zijn liefde voor de schapen. Zo laat Hij Zijn discipelen in vrijheid heengaan als ze Hem gevangen komen nemen (Jh 18:8). Wat een tegenstelling vormt dit handelen met het handelen van een huurling. De huurling stelt een ander aspect van een valse herder voor, naast wat de Heer al heeft gezegd over de dief en de rover. De huurling hoeft niet noodzakelijkerwijs verdorven te zijn zoals de dief of de rover. Zijn belangstelling gaat echter niet in de eerste plaats uit naar de schapen, maar naar geld. Daarom vlucht een huurling zodra er gevaar dreigt. Hij denkt niet aan de schapen, ze gaan hem niet ter harte. Hij is alleen bezorgd voor zijn eigen leven. Hij heeft geen enkele binding met de schapen. Bij de goede herder is dat heel anders. De Heer Jezus is de goede Herder en Hij heeft een nauwe binding met de schapen. Hij kent ze, ze zijn van Hem, Hij heeft er aandacht voor en besteedt er zorg aan. Het wederkerig kennen van de herder en de schapen berust op de nauwe band die er is tussen de herder en de schapen. Deze Herder weet precies wat de behoeften van ieder schaap zijn. Omdat er een relatie is, kennen de schapen die Hem toebehoren Hem ook. Zij weten Wie Hij is Die voor hen zorgt. De wederkerige kennis tussen de Vader en de Zoon is de norm voor de kennis die er is tussen de Herder en Zijn schapen. De kennis tussen de Vader en de Zoon is volkomen. Zo is het ook met de kennis tussen de Heer Jezus en de Zijnen. De Zoon is het voorwerp van het hart van de Vader. Op dezelfde wijze zijn de schapen het voorwerp van Zijn hart. De wederzijdse kennis is er omdat de schapen hetzelfde leven hebben als de goede Herder. Om dat mogelijk te kunnen maken heeft de Heer Jezus Zijn leven afgelegd voor de schapen.
Copyright information for
DutKingComments