John 11:32

Maria aan de voeten van de Heer

Martha lijkt als het ware aan te voelen dat wat de Heer heeft gezegd, haar geestelijk bevattingsvermogen te boven gaat, maar dat Maria daar wel aanvoeling voor heeft. Ze heeft in Zijn woorden dingen gehoord waarvan ze aanvoelt dat Maria daar meer van zal begrijpen dan zij.

Het is ook alsof de woorden van de Heer een oproep zijn aan Maria om te komen. Zo lijkt Martha die te hebben opgevat, want zonder een speciale opdracht van de Heer gaat ze haar zuster Maria in het geheim roepen, dat wil zeggen zonder dat de anderen daar iets van merken. Ze doet dat met woorden die de bijzondere betrekking van Maria met de Heer Jezus duidelijk maken. Hij is de Meester en heeft gezag. Hij roept Maria bij Zich.

Het hart en de voeten van Maria reageren onmiddellijk, zoals ieder die in gemeenschap met de Heer leeft, onmiddellijk zal reageren als Hij roept. Het is alsof ze daarop heeft zitten wachten. Ze is niet met haar verdriet bezig, maar met Christus. Wat is het een prachtige houding om zo in afwachting te zijn van Christus om van Hem een woord of een opdracht te krijgen en als het komt in beweging te komen.

De Heer is nog steeds niet in het dorp aangekomen, maar is nog op de plaats waar Martha Hem heeft ontmoet. Daar heeft zij mooie dingen van Hem gehoord, waar Maria niet bij aanwezig is geweest. Dat wil niet zeggen dat zij dat moet missen, want ze komt op diezelfde plaats en zal de werkelijkheid van Zijn openbaring aan Martha zien.

De Joden hebben niet gehoord wat Martha tegen haar zuster heeft gezegd, want ze heeft het in het geheim gezegd. Als de Heer een woord voor een enkeling heeft, is dat alleen voor die enkeling bedoeld. Anderen horen dat niet. Anderen zien wel de uitwerking ervan. Zo ook hier. De Joden die met Maria in huis zijn en haar vertroosten, zien de reactie van Maria op de woorden van Martha. Als ze zien dat Maria naar buiten gaat, gaan ze haar achterna. Ze menen dat zij naar het graf gaat om te huilen.

Maria is echter niet bezig met een gestorven Lazarus, hoewel ze vol verdriet is over de dood van haar broer. Ze is bezig met de Heer Jezus. Ze gaat niet naar de plaats van de dood, maar naar de plaats van het leven, naar Hem Die het Leven is. Ze komt bij de plaats waar Hij is en ziet Hem. Ze spreekt dezelfde woorden als Martha en gaat in haar belijdenis van Christus dan ook niet verder dan Martha. Ook zij gelooft dat Hij had kunnen voorkomen dat hun broer stierf. Maar zij spreekt die woorden uit, terwijl ze aan Zijn voeten ligt, waarmee ze aangeeft hoezeer ze onder de indruk van Zijn heerlijkheid is. Verder zegt ze niets en Hij zegt ook niets tegen haar, wat wel zo was bij Zijn ontmoeting met Martha.

Er zijn tussen personen die in een nauwe gemeenschap met elkaar leven niet veel woorden nodig om elkaar te begrijpen. We zien Maria steeds aan de voeten van de Heer. Eerst voor haar vorming (Lk 10:39), dan hier waar zij haar nood bij Hem brengt en ten slotte om Hem te aanbidden (Jh 12:3).

Copyright information for DutKingComments