‏ Judges 8:5-6

Weigering mee te werken

Nadat het geschil met Efraïm is bijgelegd door het zachtmoedige optreden van Gideon, krijgt hij met een nieuw geschil te maken. Het geschil met Efraïm ging nog over het aandeel in de strijd. Het geschil dat nu ontstaat, betreft hen die niet willen deelnemen aan de strijd. Het gaat nog niet eens om een actieve deelname, maar slechts om het ondersteunen van hen die actief zijn in de bevrijding van het volk. Gideon heeft recht op hun sympathie en ondersteuning.

De vorsten van Sukkoth, dat op het grondgebied van de stam Gad ligt, rekenen uit dat driehonderd vermoeide mannen het nooit zullen kunnen winnen van vijftienduizend ervaren strijders. Deze zullen zich natuurlijk hergroeperen na de eerste verrassingsaanval van Israël. Gideon moet eerst maar eens bewijzen dat hij echt de koningen van de vijand te pakken kan nemen. In die halfslachtige, weifelende en uiteindelijk afwijzende houding stellen zij zich op. Zij willen eerst wel eens de resultaten zien.

Wat ze over het hoofd zien, is het enige waarop het aankomt: is de HEERE met de driehonderd vermoeide mannen of niet? Zij typeren de mensen die eerst moeten zien en dan pas geloven. Ze willen eerst een tastbaar resultaat en zijn dan pas van plan te delen. Het gaat hun om de dingen die men ziet. Dit is de geest van de wereld en ongeloof. Hier is een hele stad die elke gemeenschap met de strijders voor God weigert. Zoiets kan een zeer ontmoedigende uitwerking hebben op ieder die zich voor de Heer wil inzetten. Deze mensen denken nog te groot van de macht van de vijand en leggen voor hen die zich aan de zaak van God toewijden allerlei hindernissen in de weg.

Paulus heeft ook de ervaring gehad dat allen hem verlaten, maar hij reageert anders dan Gideon. Hij zegt: “Moge het hun niet toegerekend worden” (2Tm 4:16). Dat wil niet zeggen dat Gideon verkeerd reageert. Brood hebben en het niet geven, terwijl het nodig is vanwege de voortgang van het getuigenis, vraagt om vergelding. Zij die zich tegen het werk van God opstellen, zullen hun rechtvaardige straf niet ontgaan, al is het daar nu nog niet de tijd voor, omdat de strijd alle aandacht opeist.

Pnuël stelt zich net zo op als Sukkoth en zal daarom in hetzelfde lot delen. Pnuël betekent ‘aangezicht van God’. Deze stad herinnert aan de worsteling van Jakob met God die daar zo’n vijfhonderd jaar eerder heeft plaatsgevonden – in Genesis 32 wordt deze plaats Pniël genoemd, met dezelfde betekenis (Gn 32:22-32). Daar wordt Jakob aan de heup geslagen, waardoor hij zich voortdurend bewust is dat zijn zwakheid God gelegenheid geeft Zijn kracht te tonen. Die les zijn de inwoners vergeten. Evenals Sukkoth kijken zij naar wat voor ogen is en rekenen met menselijke factoren. De straffen die Gideon aankondigt, komen in de Ri 8:16-17 voor onze aandacht.

Copyright information for DutKingComments