‏ Luke 1:21-22

Het ongeloof van Zacharia

Zacharia gelooft de engel niet op zijn woord. Hij toont zich een ‘ongelovige gelovige’. Hij gaat voorbij aan alles wat de engel over de aangekondigde zoon zegt en vraagt een teken (1Ko 1:22) als bevestiging dat God zijn gebeden inderdaad heeft verhoord. Wat betekenen zijn gebeden dan? Heeft hij gebeden in het geloof dat God machtig is te doen wat hij heeft gevraagd? Vertrouwen wij God als wij bidden? Hoe is onze omgang met Hem en hoe kennen wij God?

Het is veelzeggend dat een man die al zo lang met God leeft en zo vaak in Zijn tegenwoordigheid is geweest, twijfelt aan een boodschap uit de hemel. Hij twijfelt eraan dat God machtig is om de loop van de natuur te veranderen waar dat nodig is. De Schriften, die Zacharia kent, getuigen daarvan in de voorbeelden van Sara, Rebekka en Hanna. Hoe is het met ons geloof in de Schrift?

Het antwoord van de engel klinkt bijna verontwaardigd. Weet Zacharia wel met wie hij te doen heeft? De engel is niet persoonlijk beledigd, maar de reactie van Zacharia is een belediging voor God. Daar wijst Gabriël op als hij verklaart dat hij voor God staat (tegenwoordige tijd), niet dat hij voor God stond (verleden tijd). Hij is zich bewust van Gods aanwezigheid en dat hij de woordvoerder van God is. Twijfelen aan zijn woorden is twijfelen aan wat God zegt. Hij heeft niets anders gezegd dan wat God hem heeft opgedragen. Daarom is de twijfel van Zacharia een bewijs van zijn ongeloof.

Wij vinden het ook niet prettig als iemand onze woorden niet gelooft, hoeveel te meer een engel die namens God spreekt en hoeveel nog zoveel te meer als God Zelf spreekt. Vaak lezen we de Schrift niet met voldoende intimiteit in het hart. We lezen de Schrift alsof we bekend willen raken met woorden en zinnen. Als ik door het lezen van de Schrift niet met mijn hart en geweten in de tegenwoordigheid van God kom, heb ik niet de les geleerd die de Schrift me wil leren. Zacharia bevindt zich met zijn hart en geweten niet in de tegenwoordigheid van God en daarom kan hij niet geloven dat wat wordt gezegd van God komt.

Zacharia krijgt het gevraagde teken, maar het is een teken van oordeel. Het teken dat hij krijgt, past bij zijn ongeloof, evenzeer als spreken past bij geloof (2Ko 4:13). De priesterdienst verstomt door ongeloof. Het is echter een tijdelijk oordeel. De woorden van God zullen vervuld worden op hun tijd, ondanks zijn ongeloof. De straf zal op de juiste tijd door barmhartigheid worden weggenomen.

Terwijl het gesprek in het tempelhuis plaatsvindt, staat het volk buiten te wachten op Zacharia. De mensen staan niet alleen letterlijk buiten het tempelhuis, ze staan ook buiten de mededelingen die in de tempel zijn gedaan. Ze zijn niet gewend dat een priester zolang in het tempelhuis blijft. Er moet iets gebeurd zijn.

Als de priester verschijnt, kan hij hun niet de gebruikelijke zegen meedelen. Tussen de massa op het tempelplein zullen meerdere getrouwen zijn geweest, mensen die allen de verlossing van Jeruzalem verwachten (Lk 2:38). De stomheid van Zacharia is ook een teken voor het volk, opdat allen daarover zullen nadenken. Zacharia maakt het gebaar dat ze kunnen gaan. Zelf blijft hij stom. Hij blijft zijn dienst de voorgeschreven tijd vervullen. Als de diensttijd van zijn afdeling voorbij is, gaat hij naar huis.

Copyright information for DutKingComments