Luke 5:27
De roeping van Levi
De Heer verlaat het huis waar Hij het Woord heeft onderwezen en een verlamde heeft genezen. Buitengekomen ziet Hij een tollenaar zitten. Zijn naam is Levi. Hij is dezelfde als de latere evangelist Mattheüs. Levi zit bij het tolhuis. Hij is bezig met het innen van geld. Dat is zijn werk en dat doet hij graag. Tollenaars hebben namelijk de mogelijkheid om zichzelf zeer te bevoordelen als ze, in opdracht van de Romeinen, de belasting innen. Terwijl Levi bezig is geld te innen of wacht op mensen die belasting komen betalen, roept de Heer hem. De Heer kent hem. Hij weet dat zijn hart leeg is, al heeft hij nog zoveel geld. Dan zegt Hij tegen hem: “Volg Mij.” Dat is een bevrijdende roep. Zodra Levi de roepstem hoort, worden zijn hart en zijn geest van het geld afgekeerd. De volgorde die Lukas opschrijft, is opmerkelijk. We lezen eerst dat Levi alles achterlaat, dat wil zeggen dat zijn hart het geld loslaat. Daarna lezen we dat hij opstaat en de Heer volgt. Na de lessen van zelfveroordeling in Petrus (Lk 5:8), van reiniging in de melaatse (Lk 5:13) en van vergeving waardoor kracht komt voor de wandel in de verlamde (Lk 5:24), zien we hier het vierde dat de genade doet: ze geeft een nieuw, aantrekkelijk voorwerp in de Persoon van Christus. Levi laat ook direct zien dat hij bekeerd is. We zien bij hem het resultaat van het volgen van de Heer. Hij is veranderd van iemand die van anderen neemt in iemand die aan anderen geeft (Ps 112:9). Hij, die genade ontvangen heeft, betoont nu zelf ook genade aan anderen. Het voorwerp van zijn dienst is de Heer. Hij richt “voor Hem” een grote maaltijd aan in zijn huis. Hij stelt zijn huis beschikbaar voor Hem. De Heer Jezus is het middelpunt en aantrekkingspunt voor anderen die ook door Hem worden aangetrokken. In de handelwijze van Levi zien de farizeeën en schriftgeleerden weer een aanleiding om iets ten nadele van de Heer Jezus te zeggen. Ze mopperen tegen de discipelen. Ze spreken niet de Heer Zelf rechtstreeks aan, maar ze spreken Zijn discipelen aan. Die zijn in hun ogen net zo erg als hun Meester. Ze bedoelen het natuurlijk wel als kritiek op Hem. Zij begrijpen niets van het feest dat Levi heeft georganiseerd. Ze mopperen vanwege het gezelschap waarin de discipelen zich bevinden. Hoe kunnen zij, als mensen die zeggen dat ze voor God willen leven, met zulke laag gezonken personen samen eten!? Zo reageren lieden die geen besef hebben van genade. Ze verheffen zichzelf en kijken neer op anderen. De Heer dient hen van antwoord. Hij wijst erop dat zij, als gezonde mensen, geen hulp van een arts nodig hebben. Je roept geen dokter als je je gezond voelt. Zij voelen zich goed, ze zijn niet melaats of verlamd, voelen zich geen zondaar en zoeken daarom geen hulp. De mensen die er slecht aan toe zijn en dat beseffen, hebben wel de hulp van een arts nodig. De Heer Jezus is de grote Arts. Hij heeft geen boodschap voor hen die van zichzelf menen dat ze rechtvaardig zijn. Voor zondaars die beseffen hoe ellendig ze eraan toe zijn, heeft Hij wel een boodschap. Hij stelt hun de weg van behoud voor door hun te vertellen dat ze gered zullen zijn als ze zich bekeren van hun zondige weg en in Hem geloven. De Heer maakt van de zondaars die tot bekering komen geen nieuwe wetsbetrachters, maar bruiloftszonen en nieuwe vaten waarin de wijn van de vreugde wordt uitgegoten, zoals we in de volgende verzen voorgesteld vinden. Daar hebben de farizeeën geen oog voor. Zij zijn als de oudste zoon die geen deel wil nemen aan de feestvreugde vanwege de terugkeer van de jongste zoon en daarom bewust buiten het huis van muziek en dans blijft (Lk 15:25; 28).
Copyright information for
DutKingComments