‏ Mark 4:21-25

Onder een korenmaat of onder een bed

Nadat de Heer Jezus het Woord heeft vergeleken met zaad dat gezaaid wordt om vrucht te dragen, vergelijkt Hij het Woord nu met een lamp (Fp 2:15; Ps 119:105). Waar vrucht is, is ook getuigenis. De vrucht moet een licht worden. Het ingeplante Woord heeft niet alleen redding van mensen en vrucht bij gelovigen tot gevolg, maar loopt ook uit op getuigenis.

Hij spreekt “tot hen”, dat zijn zij die naar de uitleg vragen (Mk 4:10). Zij worden nu ook verantwoordelijk gesteld tot het afleggen van een getuigenis. Het ontvangen licht moet worden verspreid. Het verspreiden van licht heeft niets te maken met het bezit of de uitoefening van een gave, maar met het nieuwe leven dat Christus is en zichtbaar wordt.

Net als het zaad door bepaalde oorzaken zonder vrucht blijft of slechts weinig vrucht voortbrengt, kan ook het licht van het getuigenis door bepaalde oorzaken verduisterd worden. Een eerste oorzaak is de korenmaat. Dat is een beeld van handel of bedrijvigheid. Werkzaamheden van allerlei aard kunnen iemand zo in beslag nemen, dat er geen ruimte is voor een getuigenis voor de Heer.

Een andere oorzaak is het bed, dat een groot bed als dat van Og, de koning van Basan, kan worden (Dt 3:11). Dit is een beeld van luiheid en gemakzucht. Ook daardoor komen christenen er niet toe om van de Heer Jezus te getuigen. Ze verkiezen een gemakkelijk leven boven de inspanning om erop uit te gaan om anderen van Hem te vertellen.

Het licht hoort op de kandelaar, zodat het ongehinderd verspreid wordt. Een licht te zijn is moeilijker dan spreken voor een grote groep. Het gaat om het vertonen van de Heer Jezus als het licht in alle dingen van het leven van elke dag, de hele dag door.

De Heer waarschuwt ervoor dat openbaar zal worden hoe ons getuigenis is geweest. Er komt een moment dat alles waardoor het licht werd bedekt en waardoor het werd verhinderd om zich te verspreiden, aan het licht zal komen. Alles wat het licht niet kon verdragen, zal worden geopenbaard, ook de meest verborgen beraadslagingen van de harten van de mensen (1Ko 4:5).

Deze waarschuwing heeft tot doel dat wij trouw zullen zijn in het geven van ons getuigenis. De Heer zegt hiermee ook dat het verborgen gelovig overblijfsel van de Joden in de toekomst eens openbaar zal worden. De kleine vrucht zal overal worden gezien. Ook het feit dat wat Hij in het verborgen heeft gezegd en door Markus hier voor iedereen leesbaar is opgeschreven, is een vervulling van dat woord.

Dit woord over het licht is evenals Zijn woord over het zaad (Mk 4:9) voor iedere luisteraar persoonlijk van belang. Om zowel vrucht te dragen als licht uit te stralen moeten we luisteren. De oproep “als iemand oren heeft om te horen, laat hij horen”, is dan ook een dringend beroep op ieder van de discipelen afzonderlijk.

Bij het luisteren moeten de discipelen acht geven op wat ze horen, want God zal met hen handelen naar hun trouw in het rentmeesterschap over het Woord dat hun is toevertrouwd. We moeten toezien op wat we horen, want het is onze taak uit te delen wat we zelf ontvangen hebben. Daarom is het belangrijk waar wij ons oor te luisteren leggen. Staan we ’s morgens op met het verlangen naar de Heer te luisteren (Js 50:4)?

Onze geestelijke armoede treedt aan het licht als we niets hebben om uit te delen. Met wat we anderen toemeten, bepalen we de maat van wat ons wordt toebedeeld. Alleen zij bezitten iets die het in genade uitdelen, en zij zullen overvloediger ontvangen (Sp 11:25). Zij die in werkelijkheid niets bezitten, zullen ook de schijn van wat ze bezitten, verliezen.

Zo bezaten de Joden de uitspraken van God (Rm 3:2), maar ze bezaten ze niet werkelijk omdat ze Hem niet erkenden om Wie het gaat. Daarom zullen zij – de ongelovige Joden – alles verliezen wat Gods Woord voor hen bevat en waarop ze zich beroemen. Hetzelfde geldt voor de christenen die het alleen in naam zijn, die alleen met hun mond Christus belijden, maar geen nieuw leven hebben.

Copyright information for DutKingComments