Matthew 15:30

De Heer geneest velen

Na het bewijzen van genade aan de Kananese vrouw gaat de Heer naar Galiléa. Galiléa is het gebied waar Hij in verbinding is met het verachte overblijfsel van de Joden. Hier zijn de armen van de kudde, terwijl het volk in diepe duisternis is (Js 8:23; Js 9:1). Hij klimt de berg op en gaat daar zitten. Daaruit straalt verhevenheid en rust. God treedt op Zijn hoogten, Hij loopt over de bergen (Mi 1:3). Hij is de Leeuw uit de stam van Juda. Toch is Hij daar als Lam. Hij jaagt geen schrik aan, maar boezemt vertrouwen in. Zijn hele houding van rust nodigt “vele menigten” uit en geeft hun de gelegenheid bij Hem te komen.

De menigten die naar Hem toe komen, nemen allerlei problemen met zich mee waar ze zelf geen oplossing voor hebben. Velen komen naar Hem toe met “kreupelen, blinden, verminkten, stommen en vele anderen … en zij legden die aan Zijn voeten”. Al hun nood leggen ze aan de voeten van de Heer. Zo mogen wij allen die mankgaan in hun wandel (kreupelen), die blind zijn voor de waarheid of gedeelten ervan (blinden), die geleden hebben onder een verkeerde leer (verminkten), en die God niet eren (stommen) aan Zijn voeten brengen. Hij geneest ze allemaal. Het zijn geen nepgenezingen.

De menigte heeft al die zieken bij Hem gebracht in de hoop dat Hij hen zou genezen. Nu ze zijn genezen, verwonderen ze zich toch. Het zal ook een verbazingwekkend gezicht zijn geweest dat al die zieken zo volkomen zijn genezen en dat de resultaten direct waarneembaar zijn. Het is een grote gezonde menigte die de God van Israël prijst. Toch lijkt het er niet op dat ze de Heer Jezus als de God van Israël hebben gezien. Hoewel Hij dat wist, heeft Hij toch Zijn daden van ontferming verricht.

Copyright information for DutKingComments