‏ Matthew 21:28-29

Gelijkenis van twee zonen

De Heer neemt het initiatief over door hun een vraag te stellen in de vorm van een gelijkenis. De wijngaard is een beeld van Israël onder de wet (Js 5:7). Met deze gelijkenis toont de Heer aan dat de geestelijke leiders van het volk verder bij God vandaan zijn dan de door hen meest verachten van het volk.

De gelijkenis gaat over een mens met twee kinderen. Ze krijgen ieder de opdracht om in de wijngaard te gaan werken, maar niet gelijktijdig. Eerst krijgt het ene kind die opdracht. Na een aanvankelijke weigering gaat hij toch. Hij krijgt namelijk berouw over zijn weigering. Dan krijgt het tweede kind die opdracht. Die lijkt gewillig, want hij zegt toe dat hij zal gaan. Hij doet dat echter met de woorden “ik [ga], heer!” Dat betekent dat hij zijn vader als ‘heer’ ziet en geen relatie van liefde met hem heeft. Zijn gewilligheid is dan ook slechts schijn, want uiteindelijk gaat hij niet.

Dan stelt de Heer Jezus de vraag wie de wil van zijn vader deed. Daarop geven de leiders het goede antwoord: “De eerste.” Hij maakt hun duidelijk dat dit ‘eerste’ kind mensen voorstelt die eerst Gods wil niet deden. Zij leefden in de zonde. Juist die mensen krijgen berouw over hun zonden en mogen eerder dan zij het koninkrijk van God binnengaan. Daarmee stelt Hij de leiders gelijk aan het tweede kind dat zei in de wijngaard te gaan, maar het niet deed.

Nu sluit de Heer aan op Zijn vraag over Johannes en laat zien van hoe groot belang het is om in zijn boodschap te geloven. Johannes is “in [de] weg van [de] gerechtigheid” tot hen gekomen, dat wil zeggen dat hij in overeenstemming met het recht van God predikte, maar ze hebben hem afgewezen. Hiermee heeft Christus hun verdorven houding tegenover Hem ten volle aangetoond en daarmee ook de onmogelijkheid om Zijn gezag te beoordelen.

Copyright information for DutKingComments