Matthew 5:38-48

Vergelding

Wat de wet eist, is altijd rechtvaardig. Daarom is er niets mis met “oog om oog en tand om tand”. [Daarbij moet worden opgemerkt dat dit door het bevoegde gerecht moet worden toegepast. Het geldt niet in de sfeer van een persoonlijke vergelding.] Dat hebben ze gehoord. Maar de genade gaat veel verder. Daarop wijst de Heer als Hij zegt “maar Ik zeg u”. In wat Hij zegt, laat Hij de geest zien waarin Zijn discipelen behoren te handelen, zoals Hij dat volmaakt doet.

Het betekent dat we ons tegen een boze naaste niet verweren en dat we ons niet een beetje, maar diep laten vernederen. We staan ook niet op onze rechten, maar staan meer af dan van ons wordt geëist. We gaan verder mee dan de afstand die we gedwongen worden te gaan. We zijn bereid te geven en te lenen als dat van ons wordt gevraagd.

Zoals de Heer Jezus in de vorige verzen het karakter van geweld en verderf heeft blootgelegd, zo laat Hij hier het beroep zien dat gedaan wordt op de gezindheid van het hart van de christen. Het moet dan wel gaan om echte nood en niet om het inwilligen van een verzoek dat aan wereldse begeerten voldoet. De christen behoort verder te gaan dan hij verplicht wordt en niet bekend te staan als iemand die altijd zoveel mogelijk uit een zaak probeert te halen.

Liefde voor vijanden

Het eerste deel van wat ze hebben gehoord, “u zult uw naaste liefhebben”, staat in de wet (Lv 19:18b). Voor de farizeeën betekent dit in de praktijk dat ze alleen hun partijgenoten liefhebben, want alleen die zien ze als hun naasten. Ook discipelen van de Heer lopen gevaar de liefde tot de naaste te begrenzen tot hen met wie ze het eens zijn. Het tweede deel, “uw vijand haten”, is een zelfgemaakte toevoeging.

Ingeleid met het bekende woorden “maar Ik zeg u” gaat de Heer uitdiepen wat is gezegd. Vervolgens geeft Hij er de ware betekenis en inhoud aan. Hij laat zien dat ook ‘uw vijand’ een naaste is die we moeten liefhebben. In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is Hij daarin Zelf het voorbeeld (Lk 10:29-37). Waar nood is, daar gaat het hart van de Heer naar uit ongeacht hoe ze Hem daarvoor behandelen. Alle ondankbaarheid die Hij ontvangt, zelfs verwerping en dood, kan Hem er niet van weerhouden te handelen naar Zijn natuur van volmaakte liefde en gevende goedheid. Dat doet Hij omdat de Vader zo is. En Hem wil Hij verheerlijken. Juist naar de naaste toe is er een weerspiegeling te geven van de Vader door in waardigheid als zonen van de Vader te handelen.

God wordt hier niet voorgesteld als Wetgever, maar als Vader. Zo wordt God in een nieuw licht gezien. God als Vader beheerst het onderwijs van de Heer hier. Wij behoren ons op praktische wijze als zonen van onze Vader in de hemelen te bewijzen. Een zoon is namelijk dan volmaakt als hij is zoals zijn vader. Dan gaat het er niet om hoe die ander tegenover mij staat (heeft hij mij lief?) of wie die ander voor mij is (is hij mijn broeder?). Zo bekijken de mensen in de wereld die zaken. Het gaat er juist om dat wij naar alle mensen toe, zelfs naar onze vijanden, laten zien Wie onze hemelse Vader is. Het hele gedrag van de discipelen moet verwijzen naar hun Vader in de hemel.

Copyright information for DutKingComments