Nehemiah 1:4

De reactie van Nehemia

De reactie van Nehemia op het verslag van zijn broer is aangrijpend. Het bericht slaat bij hem in als een bom. Nehemia zal zijn opgevoed door Godvrezende ouders. Zij zullen hem hebben onderwezen in de geschiedenis en de wet van het Joodse volk. Dat maakt het verklaarbaar, waarom hij zo wordt aangegrepen als hij van zijn broer verneemt hoe smadelijk het met Jeruzalem en het volk is gesteld. Dergelijke gemoedsuitingen, die ons de werkingen van zijn hart laten zien, komen we regelmatig in zijn boek tegen. Telkens geeft hij tijdens een beschrijving van de arbeid lucht aan zijn gemoed.

Als we een bericht krijgen of lezen, kunnen we dat voor kennisgeving aannemen. Op die manier zullen we niet omgaan met een bericht dat van onze eigen broer komt. Nehemia kent hem. Het is geen man van dramatische verhalen. Als hij iets zegt, is het volstrekt geloofwaardig. Nehemia bedankt zijn broer niet vriendelijk voor het bericht, om daarna weer over te gaan tot de orde van de dag. Hij gaat ook geen kritische vragen stellen. Wat hij hoort, maakt enorme indruk op hem, hij wordt door gevoelens van grote verslagenheid overmand.

Door het bericht van zijn broer krijgt hij een ander zicht op zijn leven. Innerlijk betrokken als hij is bij het volk in Jeruzalem, voelt hij de smaad waarin het overblijfsel verkeert als zijn eigen smaad. Nehemia kent Gods plan ten aanzien van Zijn volk. Nu hoort hij hoever de praktische toestand, waarin het volk zich bevindt, daarvan is verwijderd.

In plaats van direct koortsachtig plannen te smeden om iets aan die toestand te veranderen, gaat hij zitten. Overweldigd door intens verdriet over de situatie waarin het overblijfsel van Gods volk zich bevindt, is hij niet in staat tot iets anders dan tot huilen en rouwen, dagenlang.

Het blijft niet bij deze uiting van verdriet en schaamte. Hij gaat ook vasten en bidden. Vasten wil zeggen: afzien van alles wat op zichzelf geoorloofd is, maar nu even moet wijken om zich geheel te geven aan een bepaalde zaak. Aan de gewettigde behoeften van het lichaam wordt voor een tijd niet voldaan om zich met de geest volledig te kunnen concentreren op een zaak die boven de lichamelijke behoeften uitgaat. Dat zien we aan het gebed, dat bijna altijd onlosmakelijk aan het vasten is verbonden. Ook hier.

Nehemia vast en bidt niet in het wilde weg. Hij weet zich voor het aangezicht van “de God van de hemel”. Als dat niet aanwezig is, zullen alle oefeningen van zijn ziel nutteloze kwellingen zijn. Het bewustzijn van Gods aangezicht maakt zulke oefeningen tot waardevolle ervaringen. Wat onttrokken is aan het oog van mensen, wordt door God met welgevallen waargenomen en beloond (Mt 6:17-18).

De uitdrukking “God van de hemel” is veelzeggend. God heeft Zich teruggetrokken in de hemel. Hij woont niet meer op aarde te midden van Zijn volk, een volk dat Hij heeft moeten overgeven in de hand van hun vijanden. Hij treedt niet meer in macht voor Zijn volk op omdat ze Hem hebben verworpen. Maar het geloof weet Hem te vinden en Hij laat Zich vinden.

Dat geldt ook voor ons. De gemeente heeft geen enkele uiterlijke kracht of heerlijkheid. Ze is verbonden met een verworpen Heer, Die nu in de hemel is. Maar ze weet dat Hij daar is en dat Hem “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18). Daarom zullen wij ons in onze nood tot Hem richten.

Enkele lessen

1. Alle innerlijke oefeningen van deze terneergeslagen man vinden hun uitweg in het gebed. Velen hebben het beleefd dat hun werk voor de Heer is begonnen met vasten en bidden vanwege de troosteloze situatie waarvan ze op de hoogte zijn gebracht. We kunnen pas een nood helpen verminderen als we de ellende in onze eigen zielen hebben gevoeld. We ontvangen pas dan een opdracht van de Heer als Hij ons de ogen heeft geopend en we de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, dat wil zeggen zoals Hij ze ziet. Nehemia wordt geroepen de muren te herbouwen, maar eerst huilt hij over de puinhopen ervan.

2. De dienst voor God is geen hobby. Wie dat meent, lijdt onvermijdelijk schipbreuk. Voordat we bijvoorbeeld kinderwerk gaan doen, moeten we eerst het schrikbarende gebrek aan christelijk onderwijs op de scholen en de bandeloosheid om ons heen zien. De erkenning van deze situatie op onze knieën voor God is het begin.

3. De Heer Jezus is met ontferming bewogen over de menigten als schapen die geen herder hebben en daarin betrekt Hij Zijn discipelen. Daarvoor roept Hij op tot gebed (Mt 9:36-38). Wat doet het ons als we de vele mensen over straat zien gaan? Gaan ze ons aan het hart?

4. Als wij met de ogen van de Heer Jezus naar de muren kijken, moeten we er eerst leed over dragen dat zoveel mensen en vooral zoveel zogenaamde christenen niet de Heer Jezus in hun leven laten zien.

Copyright information for DutKingComments