‏ Nehemiah 8:14-18

Nederlandse verzen (15-16)

Het Loofhuttenfeest herontdekt

Wie zich met het Woord bezighoudt met het verlangen om Gods wil te leren kennen, zal Gods wil ontdekken. Hier gebeurt dat met betrekking tot het Loofhuttenfeest. Tijdens hun onderzoek van de wet vinden ze het gebod over het wonen in loofhutten in de zevende maand (Ex 23:16; Lv 23:34; Nm 29:12; Dt 16:13-15). Dat feest moet worden gehouden wanneer alle oogsten van het land zijn ingezameld. Vandaar dat het ook wel het “Feest van de inzameling” wordt genoemd met de vermelding dat daarmee ook “het einde van het jaar” is aangebroken (Ex 23:16).

De tijd van inspanning is voorbij, ze hoeven niet meer met hun werk bezig te zijn, maar mogen zich verheugen over de resultaten daarvan. Als de hele oogst van het land is ingezameld, kan het dan anders zijn dan dat het hele volk, vol dankbaarheid aan de HEERE, voor Hem een feest viert? Als wij alle zegeningen overzien waarmee God ons gezegend heeft, kan het dan anders zijn dan dat ons hart overstroomt van dankbaarheid en vreugde?

Het feest begint met een sabbatsrust – wat niet betekent dat de eerste dag van het feest ook op een sabbat valt – en het eindigt ermee. Het Loofhuttenfeest spreekt van het duizendjarig vrederijk, de grote rustdag voor de schepping, een rust waarin ook de volken zullen delen (Zc 14:16-19). De rustdag aan het begin spreekt van het begin van een periode van rust die volgt. Dat stelt het aanbreken van het duizendjarig vrederijk voor, de tijd die de “bedeling van de volheid der tijden” wordt genoemd (Ef 1:10a). Dat is de tijd waarin Gods voornemen in vervulling gaat “om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één Hoofd samen te brengen in Christus” (Ef 1:10b). Christus zal dan samen met Zijn gemeente als de ware Adam met Zijn vrouw over de schepping regeren.

De HEERE wil dat ze dit feest vieren om ze te laten terugdenken aan de tijd dat Hij hen door de woestijn heeft geleid, waar ze in tenten hebben gewoond en niet in huizen. Hij voert hun gedachten terug naar de tijd direct na hun bevrijding uit Egypte, naar Zijn zorg voor hen tijdens de woestijnreis. Hij heeft toen ook in een tent bij hen gewoond. De herinnering aan Zijn zorg en Zijn nabijheid zal hen met grote dankbaarheid hebben vervuld. In tegenstelling tot het Pascha, dat wel in de woestijn kan worden gevierd, kan het Loofhuttenfeest niet in de woestijn, maar pas in het land worden gevierd. Het is een oogstfeest en in de woestijn valt niets te oogsten.

Als ze bij hun onderzoek van Gods Woord het voorschrift voor dit feest ontdekken, vinden ze niet iets nieuws, maar herontdekken ze een vergeten waarheid. Eeuwen staat het al in de wet. Maar het boek van de wet is een vergeetboek geworden. Daardoor zijn ook de voorschriften van God ten aanzien van de feesten in vergetelheid geraakt. God wordt onthouden waarop Hij van de kant van Zijn volk recht heeft. Zijn volk heeft geen besef meer van de zegeningen die verbonden zijn aan het doen van Zijn wil. Dat besef komt door dit onderzoek weer naar boven.

In de christenheid is de Bijbel ook een vergeetboek geworden. Heel wat christenen lezen er nauwelijks in. Het hart gaat niet uit naar de Heer Jezus en wat Hij belangrijk vindt. Zodra echter het Woord weer beslag krijgt op de harten en het verkeerde wordt beleden en nagelaten, gaat de onderzoekende christen van ontdekking naar ontdekking. Hij ontdekt wat al eeuwen in het Woord staat, maar wat nu glans en betekenis voor hem krijgt. Of het nu gaat om de opname van de gemeente, het vieren van het avondmaal of de toekomst van Israël, elke nieuwe ontdekking krijgt een plaats in hart en leven.

De onderzoekers van de wet maken niet hun ontdekking bekend om het vervolgens maar aan ieders beleefdheid over te laten wat men ermee zal doen. Nee, ze zijn zich hun verantwoordelijkheid bewust en vaardigen een bevel uit om loofhutten te maken. Daarbij geven ze geen aanwijzingen die naar hun idee beter passen bij de actuele situatie van de tijd waarin zij leven. Ze geven opdracht te handelen “overeenkomstig wat voorgeschreven is” (vgl. Ea 3:4).

Er is geen sprake van nieuwe vormen met een oude inhoud. Hun handelen wordt bepaald door wat “zij vonden in de wet geschreven dat de HEERE door de dienst van Mozes had geboden”. Wat ten aanzien van de feesten geldt voor de tijd van Mozes, geldt onverminderd en onveranderd voor de dagen van Nehemia. Ook voor onze tijd is het Woord net zo actueel als in de dagen waarin God Zijn Woord heeft laten opschrijven.

Nederlandse verzen (17-18)

Het Loofhuttenfeest gevierd

Ook bij het volk is de belangstelling voor Gods Woord geen vluchtig gevoel geweest. Als hun het voorschrift wordt voorgehouden, tonen zij grote bereidwilligheid ernaar te handelen. Ze trekken erop uit om loof te halen en maken loofhutten.

1. Ze doen dat thuis, op het dak, waardoor ze als het ware hun hele gezin onder het beslag van dit feest brengen.

2. Ze doen het om hun huis heen, waardoor ze als het ware ook hun contacten met de buren onder het beslag van dit feest brengen.

3. Ze doen het in de voorhoven van Gods huis, waardoor ze aangeven dat ze God bij dit feest betrekken.

4. Ook maken ze loofhutten op het plein van de Waterpoort. Daarmee tonen ze dat ze dit feest vieren in overeenstemming met Gods Woord.

5. Ten slotte maken ze loofhutten op het plein van de Efraïmpoort om aan te geven dat ze het als één volk vieren.

Voor een vergelijkbare viering van het Loofhuttenfeest gaat de schrijver helemaal terug naar “de dagen van Jozua”, dus naar de begindagen van het volk in het land. Dat is ongeveer duizend jaar geleden. Zij redeneren niet dat dit feest niet zo belangrijk kan zijn, omdat het zelfs in de glorietijd van Salomo – hoewel het dan wel gevierd wordt (2Kr 7:8-10; 1Kn 8:2) – blijkbaar toch niet op de manier is gevierd waarop ze het nu doen. Het is voor hen voldoende dat het staat in de wet van Mozes die door de HEERE is gegeven. Dat alleen is bepalend voor een gehoorzaam volk, en niet hoe er in vroegere dagen mee is omgegaan of wat ermee is gedaan door gewaardeerde leiders van het volk.

Bij eerdere vermeldingen van de viering van een feest wordt niet zover teruggegaan. Als in de dagen van de opwekking onder Hizkia het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden wordt gevierd, wordt vermeld dat het niet zo is gevierd sinds de dagen van Salomo (2Kr 30:26). Dat is een verwijzing naar een viering die ca. tweehonderd vijftig jaar eerder heeft plaatsgevonden. Als in de dagen van de opwekking onder Josia het Pascha wordt gevierd, wordt vermeld dat het niet zo is gevierd sinds de dagen van Samuel (2Kr 35:18). Dat is een verwijzing naar een viering die ca. vijfhonderd jaar eerder heeft plaatsgevonden.

Ook in de christenheid is wat God in het begin aan de gemeente heeft gegeven, al snel verloren gegaan. Denk aan de gaven waarvoor al spoedig geen ruimte meer is door de invoering van een geestelijkheid. Toch kunnen we uit dit hoofdstuk het volgende leren. In een tijd van groot verval in de christenheid kan een zwak overblijfsel dat gehoorzaam wil zijn aan Gods Woord, een getuigenis zijn dat herinnert aan de begintijd van de gemeente. Het zal nooit met dezelfde kracht en uitstraling naar buiten zijn als toen, maar het zal door God wel in verbinding met toen worden aanvaard.

Nederlands vers (19)

Lezen, feestvieren en samenkomen

Dat men elke dag uit Gods Woord leest, is opnieuw een bewijs dat de belangstelling voor Gods Woord geen opwelling is. Elke dag van het feest komt het volk om te luisteren naar het voorlezen uit het boek van de wet Gods. Je hebt pas echt feest als alles gebeurt in overeenstemming met Gods Woord. Het hele leven wordt een feest als er elke dag wordt begonnen met het luisteren naar wat de Heer te zeggen heeft. Het is belangrijk daarin te volharden.

Op de slotdag van het feest, de achtste dag, wordt er een feestelijke vergadering gehouden. In zekere zin hoort deze achtste dag niet meer bij het feest, want het feest duurt zeven dagen. Het eindigt op de zevende dag. Toch wordt deze dag er direct aan verbonden. Dat blijkt al uit de doortelling. Er is sprake van “de achtste dag” en niet van een ‘eerste dag’ als begin van een nieuwe periode van zeven dagen. De achtste dag luidt zeker een nieuwe periode in, een nieuw begin, maar dan een nieuw begin zonder einde. We kunnen in deze achtste dag een beeld zien van de eeuwigheid.

Opmerkelijk genoeg wordt er in het Oude Testament verder niets over deze achtste dag gezegd. Er wordt geen bepaalde invulling aan gegeven. Toch hebben we een aanwijzing over de betekenis van deze dag en wel in het Nieuwe Testament, in Johannes 7. We lezen daar over het Loofhuttenfeest waar de Heer Jezus eerst niet, maar later wel naar toe gaat (Jh 7:2-10). Ook lezen we daar over “de laatste, de grote dag van het feest” (Jh 7:37a), waarmee de achtste dag wordt bedoeld. Voor dit feest zijn velen naar Jeruzalem gekomen om een ontmoeting te hebben met de levende God. Maar wat vinden zij? Het Loofhuttenfeest is een “feest van de Joden” (Jh 7:2) geworden, waar voor God geen plaats meer is. Het is allemaal voor de schone schijn, waarbij het hart van de zoekende ziel leeg en hongerig blijft.

Terwijl de menigten op het punt staan om teleurgesteld naar huis te gaan, roept er ineens Iemand: “Als iemand dorst heeft, laat hij bij Mij komen en drinken!” (Jh 7:37b). De Roepende vervolgt Zijn uitnodiging met de belofte van stromen van levend water die uit het binnenste zullen vloeien van ieder die gelooft. De verklaring daarvan wordt erbij gegeven. De Heer Jezus bedoelt daarmee de Heilige Geest (Jh 7:38-39).

De dorst die Hij lest, brengt de dorstige in verbinding met het water van het eeuwige leven (Jh 4:14), waarin de Geest werkt. Daardoor wordt iemand met de bron ervan in verbinding gebracht: dat is de verheerlijkte Heer in de hemel. Wie met Hem in verbinding is gebracht en uit Hem leeft, zal voor anderen tot een verkwikking kunnen zijn.

Copyright information for DutKingComments