Numbers 34:1

Inleiding

We zien in dit hoofdstuk hoe God in alle opzichten voor Zijn volk zorgt. Hij stelt de grenzen van het land, dat ze zullen bezitten, vast. Hij regelt ook de wijze waarop de verdeling moet plaatsvinden. De hand die het volk door de woestijn heeft geleid, is ook de hand die de grens vaststelt van het land waar Hij Zijn volk naartoe leidt.

Het erfelijk bezit van Israël

De HEERE wijst Kanaän als erfdeel aan Israël toe. De grenzen die de HEERE vervolgens aangeeft, komen niet overeen met die, welke Hij aan Abraham heeft genoemd (Gn 15:18). Het gebied dat Hij aan Abraham heeft beloofd, is veel groter.

De grens wordt hier al aangegeven. De grens brengt een scheiding aan tussen wat van God is en wat niet bij Hem hoort. Het is noodzakelijk dat we weten wat we moeten veroveren en wat niet. Een grens geeft een gebied aan, maar grenst het tegelijk af van wat erbuiten valt. Als God de grenzen aangeeft van wat we moeten veroveren, moeten we niet de verkeerde stukken veroveren. We zien hier dat de woestijnzijde van de Jordaan erbuiten valt. We moeten geen dingen tot ons eigendom maken die God ons niet heeft gegeven als erfdeel.

De grenzen van ons geestelijke land worden bijvoorbeeld aangegeven in de brief aan de Kolossenzen. Daar zien we dat we met Christus gestorven en opgewekt zijn. We worden opgeroepen “de dingen die boven zijn” te zoeken (Ko 3:1). We hebben deel “aan het erfdeel van de heiligen in het licht” (Ko 1:12-13). Het gaat om Christus in ons, Hij is ons leven.

De grens van het land is wat bij Christus hoort. We worden gewaarschuwd voor wat daarbuiten ligt, opdat we ons daardoor niet gevangen laten nemen: “Kijkt u uit, dat er niemand is die u tot prooi maakt door de wijsbegeerte en door ijdel bedrog volgens de overlevering van de mensen, volgens de elementen van de wereld, en niet volgens Christus” (Ko 2:8). Hier is sprake van wijsbegeerte en overlevering van de mensen. Dat ligt buiten de grenzen van ons land. We moeten ons daarmee niet inlaten. Wijsbegeerte en overlevering doen afbreuk aan de volheid van God in Christus in Wie wij tot volheid zijn gebracht.

Kanaän zelf wordt “het sieraad[land]” genoemd (Dn 8:9). Het grenst aan woestijnen en zeeën en wordt omringd door onaantrekkelijke landschappen. Het erfdeel dat in Christus aan de gemeente is gegeven, staat in verbinding met de Vader. Dat erfdeel staat in schril contrast met alles wat de wereld bevat en te bieden heeft: “Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld” (1Jh 2:16; vgl. Hd 26:17-18).

We moeten niet gaan buiten wat God ons heeft geopenbaard. De grenzen waarbinnen we alles kunnen genieten wat God ons heeft gegeven, worden door Gods Woord bepaald. Die grenzen zijn er, opdat we die zullen respecteren waardoor we in het genot van de zegen zullen blijven. Overschrijden van door God gestelde grenzen betekent verlies van de zegen.

Copyright information for DutKingComments