Obadiah 21

Het koningschap is van de HEERE

Hier zijn we terug in Sion, het middelpunt van het herstelde Israël. De naam “verlossers” wijst op de noodtoestand, waaruit deze verlossers Israël hebben bevrijd (vgl. Ri 2:16; Ri 3:9; 15; Ne 9:27). De verlossers – letterlijk ‘heilanden’ – zijn de stamhoofden van Juda (Zc 12:6-8). De wijze waarop de bevrijding tot stand komt, wordt in Ob 1:18 beschreven.

Deze verlossers zullen speciaal het gebergte van Edom beheersen. Edom is hier weer de vertegenwoordiger van alle heidenvolken, zodat hier de heerschappij van Israël over de hele wereld wordt voorgesteld. De HEERE zal dan Zijn Messiaanse koningschap aanvaarden en een algemeen koningschap uitoefenen (Ps 2:6-9). Hij heeft ‘de verlossers’ daartoe de weg laten banen (vgl. 1Kr 11:10).

Het laatste deel van dit vers van Obadja en het slot van zijn profetie is het hoogtepunt (vgl. Js 24:23). De HEERE is inderdaad Israëls “Koning van oudsher” (Ps 74:12). Hij is in waarheid “de levende God, een eeuwig Koning” (Jr 10:10), “een groot Koning over de hele aarde”, de “Koning over de hele aarde’ (Ps 47:3; 8). De openbare erkenning daarvan is nog toekomst. Maar de dag komt dat elke knie zich voor Hem zal buigen. Onder de volken zal dan gezegd worden: “De HEERE regeert” (Ps 96:10).

Deze proclamatie wordt overgenomen uit de hemel, waar luide stemmen worden gehoord die zeggen: “Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van Zijn Christus is gekomen, en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid” (Op 11:15). De bede “Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op aarde” (Mt 6:10) is dan verhoord.

Copyright information for DutKingComments