‏ Proverbs 20:6

God doorgrondt het hart van ieder mens

Wie wijs is, kan onderscheiden wat er in het hart omgaat (Sp 20:5). Dat geldt zowel van zijn eigen hart als dat van anderen. De raad of het voornemen in het hart wordt vergeleken met “diepe wateren”. Het beeld geeft aan dat iemands drijfveren moeilijk te doorgronden zijn. Er is “inzicht” voor nodig om ze “naar boven” te halen, ze eruit te trekken. Dat inzicht kunnen we krijgen door het vrezen van de HEERE en het luisteren naar Gods Woord (Hb 4:12-13). Als we niet goed weten wat iemand van plan is, kunnen we het toch te weten komen door onze omgang met God.

Christus is ‘Iemand met inzicht’. Voor Hem zijn al de beraadslagingen van het hart van ieder mens volkomen openbaar. Hij kan ons dat laten weten als we in gemeenschap met Hem leven. Op de dag van het oordeel zal Hij de beraadslagingen en overleggingen van het hart van ieder mens naar boven halen en aantonen (1Ko 4:5). Niemand hoeft Hem te vertellen wat er in de mens is, want dat weet Hij (Jh 2:25).

Veel mensen kennen de bedrieglijkheid van hun eigen hart niet. Ze bazuinen hun “eigen gerechtigheid” voor zich uit (Sp 20:6). Dat deden de farizeeën op de hoeken van de straten (Mt 6:2; Mt 23:5) en zelfs tegenover God (Lk 18:11-12). En ze zijn nog niet uitgestorven. We kunnen de farizeeër die zich openlijk beroemt op zijn goede kwaliteiten wel veroordelen, maar hoe is het met onszelf? We kunnen ons nederig opstellen met de bedoeling daarvoor geëerd te worden. Dat ligt op hetzelfde niveau. We beroemen ons misschien niet hardop, maar we vinden het toch wel prettig als anderen zien hoe toegewijd we zijn.

Tegenover het zich beroemen op een bepaalde goedheid staat “een betrouwbaar iemand”. Daarin ligt opgesloten dat iemand die de mond vol heeft van zichzelf, niet betrouwbaar is. Zo iemand belooft met veel grootspraak van alles, maar komt zijn beloften niet na. Een betrouwbaar iemand is niet vol van zichzelf, maar van de ander. Hij is op de ander gericht, hij is er voor de ander. Maar waar is zo iemand te vinden? De vraagstelling geeft aan dat zo iemand zeldzaam is (vgl. Sp 31:10; Ps 12:1).

De barmhartige Samaritaan heeft zijn goedertierenheid niet uitgeroepen, maar die laten zien. Hij was betrouwbaar. Het gaat niet om wat iemand zegt te zijn, maar om wat iemand doet.

“Een rechtvaardige” is iemand die leeft in overeenstemming met het recht van God (Sp 20:7). Zijn leven vloeit voort uit de “oprechtheid” van zijn hart. Die oprechtheid is in zijn hart omdat hij in gemeenschap met God leeft. In zijn handelingen is niets bedrieglijks. Wie zo leeft, is een zegen voor zijn omgeving en wel in de eerste plaats voor hen met wie hij in de nauwste relatie leeft: zijn kinderen. Zij worden “welzalig” genoemd omdat zij opgroeien en opgevoed worden in deze sfeer van oprechtheid. Dit is de mooiste erfenis die ouders hun kinderen kunnen nalaten.

“Een koning” die recht spreekt, maakt onderscheid tussen goed en kwaad (Sp 20:8). De troon spreekt van regering in het algemeen, “de rechterstoel” spreekt van het uitoefenen van het recht. Tegen dit recht kan men niet in beroep gaan. Hier ligt de nadruk op het afscheiden van het kwaad. Het schiften heeft de betekenis van zuiver maken. Hij zal dat doen “met zijn ogen”, wat op volmaakt inzicht wijst. Het gaat hem erom “alle kwaad” uit zijn rijk te verwijderen (Ps 101:8).

Geen enkele koning of regering heeft ooit aan dit ideaal voldaan. De Heer Jezus zal doen wat hier staat. Zo zal Hij, als Hij op de troon van Zijn heerlijkheid zit, de volken “van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen van de bokken scheidt” (Mt 25:31-32). Hij zal dan de bokken verwijzen naar het eeuwige vuur, terwijl de schapen het koninkrijk mogen beërven (Mt 25:33-46). Hij heeft ogen die alles zien en doorgronden (Ps 11:4).

Niemand kan zeggen dat hij zuiver is in zijn denken en doen (Sp 20:9). Er zijn wel mensen die dat beweren, maar zij liegen (1Jh 1:8; 10). Met een retorische vraag bevestigt de wijze dat niemand zonder zonde is (Pr 7:20; Gn 6:5; 1Kn 8:46; Ps 143:2; Rm 3:9). Iemand kan alleen zeggen dat hij zijn hart heeft gezuiverd als hij zijn zonden heeft beleden waardoor hij mag weten dat deze door God zijn vergeven (1Jh 1:9). Reiniging ligt niet in de mens zelf, maar buiten hem, in God. God kan vergeven op grond van het werk van Zijn Zoon aan het kruis.

De spreuk heeft vooral betekenis voor de praktijk. In onze praktijk als gelovigen moeten we ons bewust zijn dat we zwak zijn en dat we niet altijd ons hart door en door kennen. We kunnen ook niet altijd onze motieven volledig doorgronden. Paulus was zich dat bewust. Hij legde de beoordeling van zijn leven in de handen van de Heer. Hij zegt: “Want ik ben van mij niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; maar Hij Die mij beoordeelt, is [de] Heer” (1Ko 4:4).

Copyright information for DutKingComments