‏ Proverbs 6:20

Wat bewaart voor een slechte vrouw

Na het onderwijs over verschillende onderwerpen in de Sp 6:1-19 gaat de vader vanaf Sp 6:20 door met onderwijs over de zonde van hoererij waarmee hij in Spreuken 5 is begonnen. Dit onderwijs loopt door tot en met Spreuken 7. Hij beschrijft twee nieuwe aspecten van die zonde. In Spreuken 2 spreekt hij over de verhouding tussen de hoer en haar man en in Spreuken 5 belicht hij de verhouding tussen de overspelige man en diens eigen vrouw. In de nu volgende verzen stelt hij de verhouding aan de kaak tussen de man van de overspelige vrouw en zijn zoon als hij met de overspelige vrouw overspel pleegt. Zijn zoon zal in geval van overspel met die man te maken krijgen.

De vader is heel praktisch. Overspel is niet alleen een zaak waarover de gemeente tucht moet uitoefenen. Dat is een belangrijk aspect, maar er zijn meer aspecten aan deze zonde verbonden. Zoals we eerder hebben gezien, spreekt de vader over de financiële gevolgen van overspel. Een ander praktisch aspect is dat de zoon met de man van die vrouw te maken zal krijgen. Daarover gaat hij nu spreken.

Voordat hij dat doet, stelt hij de zoon eerst het belang en de schoonheid van het gebod van de vader en het onderricht van de moeder voor (Sp 6:20). Dit onderstreept opnieuw het belang van het onderwijs dat thuis door vader en moeder wordt gegeven. Vader en moeder voeden samen de kinderen op. Als de kinderen naar hun onderwijs luisteren, zal hen dat bewaren voor een immoreel leven.

Om deze reden dringt de vader erop aan dat zijn zoon het gebod en het onderricht “voortdurend” op zijn “hart” bindt (Sp 6:21). Als het hart de bewaarplaats is van het onderwijs van de ouders, zal dat zijn beschermende functie kunnen uitoefenen op de handelingen en wegen van de jonge mens. Hij moet ze ook om zijn hals hangen (vgl. Sp 3:3; Sp 7:3). Dat zal hem ervoor bewaren zijn hoofd te draaien naar een mooie, slechte vrouw om haar aandacht te geven.

Het totale leven van de jonge mens zal erdoor worden bestuurd (Sp 6:22). Het leidt hem als hij “[op weg] gaat”, het waakt over hem als hij “neerligt” en het spreekt tot hem als hij “ontwaakt”. Het is een samenvatting van alles wat hij doet (Dt 6:7; Dt 11:19). ´Op weg gaan´ is de dagelijkse activiteit. ‘Neerliggen’ doet hij na zijn dagelijkse activiteiten. Nadat hij zich heeft neergelegd, ‘ontwaakt’ hij om weer ‘op weg te gaan’. Maar voordat hij gaat, is het belangrijk om raad te vragen voor de komende dag en het gebod tot zijn hart te laten spreken. We kunnen dit toepassen op het houden van ‘stille tijd’ voor het lezen van Gods Woord.

Het “gebod” van de vader (Sp 6:20a) en het “onderricht” van de moeder (Sp 6:20b) werken als “een lamp” en “een licht” (Sp 6:23; Ps 19:9b; Ps 119:130). Het maakt dingen duidelijk en openbaar, het laat zien wat goed en wat verkeerd is, zodat we weten wat we moeten doen. De “bestraffingen [en] vermaningen” die bij de opvoeding horen, zijn een weg die naar het “leven” leidt. Wie de terechtwijzingen opvolgt, bereikt het leven.

Licht en leven horen bij elkaar. Ze worden in het Nieuwe Testament verdiept (Jh 1:4-5). Het Woord van God is een lamp en een licht (Ps 119:105). Een lamp verlicht de volgende stap; het licht schijnt ver vooruit, over de hele weg. De lamp en het licht corrigeren wat verkeerd is en voeden op in wat juist is. Als we de Heer Jezus volgen, zullen we niet in de duisternis wandelen, maar zullen we het licht van het leven hebben (Jh 8:12).

Het Woord geeft leiding en bescherming. Hier gaat het er vooral om dat het Woord de zoon zal bewaren voor en beschermen tegen de slechte, overspelige vrouw als hij luistert naar het gebod en het onderricht (Sp 6:24). De jongeling zal zich dan niet door de gladde en vleiende tong van deze slechte vrouw laten misleiden en verleiden (Sp 2:16). Zij is “een onbekende”, iemand die niet van of voor hem is, maar aan een ander toebehoort.

Copyright information for DutKingComments