‏ Psalms 24:4

Wie bij de HEERE mag zijn

De Ps 24:1-2 vormen de achtergrond van de twee vragen die in Ps 24:3 worden gesteld. Wie waagt het om “de berg” van die soevereine en almachtige God te “beklimmen” om tot Hem te naderen? Met “de berg van de HEERE” wordt de berg Sion bedoeld (vgl. Ps 2:6; Ps 15:1). En wat nog verder gaat – want de berg van de HEERE is een heilige plaats: wie is in staat om “in Zijn heilige plaats” te staan, om zich in Zijn tegenwoordigheid op te houden en Hem als priester te dienen? Het zijn vragen die gaan over hoe een mens tot een heilig en rechtvaardig God kan naderen, over de mogelijkheid om met die verheven en heilige God gemeenschap te hebben.

Er worden vier voorwaarden genoemd (Ps 24:4; vgl. Ps 15:2-5). Daarbij gaat het niet om offers of goede daden, maar om oprechtheid in daden en motieven. Twee voorwaarden zijn positief en twee negatief. “Rein … van handen” ziet op de daden; “zuiver van hart” ziet op de motieven die achter de daden zitten. “Wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is”, wil zeggen dat hij zich niet aan afgoderij overgeeft en niets of niemand anders vereert dan God alleen. Wie zich wel overgeeft aan wat vals is, verheft zich tegen God. Wie “niet bedrieglijk zweert”, is iemand die Gods Naam niet ijdel gebruikt door in Zijn Naam bedrog te plegen. Bedrieglijk zweren wil zeggen God tot beschermer van zijn leugen maken. Wie ‘rein’ is, is niet ‘vals’ en wie ‘zuiver’ is, is geen ‘bedrieger’.

Wie oprecht is in zijn daden en motieven, ontvangt zegen en gerechtigheid van God (Ps 24:5). De zegen is dat hij in de gunst van God staat, dat God Hem in welgevallen aanneemt. De gerechtigheid is dat God hem als een rechtvaardige ziet en Hem in Zijn tegenwoordigheid ontvangt. Dat kan God doen omdat Hij “de God van zijn heil” is. Dat betekent dat God Hem heeft behouden van alles wat tegen hem getuigde. Dat is alleen mogelijk omdat Hij hem het werk van de Heer Jezus toerekent, dat Hij vooruit ziet. God zegent en geeft Zijn gerechtigheid altijd alleen op grond daarvan.

Het antwoord op de vraag wie er bij Hem kan wonen, is de Heer Jezus. Hij beantwoordt aan alle voorwaarden. Maar Hij wil ook anderen bij Zich hebben. Zij worden in Ps 24:6 genoemd. Zij die door Hem gezegend worden en aan wie Hij Zijn gerechtigheid geeft, zijn zij “die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken”. Zij laten een gezindheid zien die Hem welgevallig is, want ze verlangen ernaar Hem welgevallig te zijn en tot Zijn eer te leven.

Het gaat hier over het feit dat het mogelijk is tot de Schepper, en daarom de rechtmatige Eigenaar, van het heelal te naderen. Dat dit mogelijk is, blijkt uit de verandering halverwege dit vers van een spreken over God, “die naar Hem vragen”, naar een spreken tot God, “die Uw aangezicht zoeken”.

Zij die naar Hem vragen, zijn “het nageslacht van … Jakob”, van die Jakob van wie God heeft gezegd: “Ik ben … de God van Jakob” (Ex 3:6). Het nageslacht van Jakob draagt de kenmerken van hun voorvader. Het is een geslacht dat altijd naar de zegen van God heeft verlangd, maar zo vaak ontrouw is geweest in de manier waarop ze zich die zegen eigen hebben willen maken. God geeft hun na een lange weg van vorming, die Hij ook met hun voorvader is gegaan, de beloofde zegen in het vrederijk.

Copyright information for DutKingComments