Psalms 31:2

Inleiding

De psalm beschrijft de ervaring van David op een manier die ook van toepassing is op het gelovig overblijfsel. Het is een smeekbede en een uiting van hun vertrouwen. Sommige uitspraken zijn van toepassing op de Heer Jezus, zoals Ps 31:6. De woorden van de eerste regel van dat vers worden door Hem uitgesproken op het kruis (Lk 23:46). Veel gedeelten van deze psalm kunnen wij ook op ons toepassen.

David heeft de psalm gedicht in een tijd van grote nood. Het is het gebed van een mens die wordt veracht, gelasterd en vervolgd. David heeft een dergelijke situatie vaak beleefd. We zien dan ook dat veel van zijn psalmen daaruit zijn ontstaan. In deze psalm bemoedigt hij de terneergeslagen gelovige de HEERE lief te hebben en sterk te zijn, want de HEERE zal hem bewaren omdat zijn tijden in Zijn hand zijn. Het leven van de gelovigen is in de hand van God, niet in die van de vijanden of de omstandigheden.

Verschillende keren zien we in deze psalm de overgang van smeekbede naar dank en omgekeerd van dank naar smeekbede:

Eerste cyclus:

1. gebed (Ps 31:2-3),

2. vertrouwen (Ps 31:4-6) en

3. dank (Ps 31:6b-9).

Tweede cyclus:

1. klacht (Ps 31:10-14),

2. vertrouwen (Ps 31:15-16),

3. gebed (Ps 31:16b-19) en

4. dank (Ps 31:20-25).

We zien daarin een weergave van het leven, dat zijn ups en downs kent. Soms zitten we hoog op de berg en dan weer diep in een dal. Na het dal klimmen we weer jubelend omhoog, waarna we toch ook weer een periode van nood kunnen krijgen. Maar de psalm eindigt met dank en bemoediging.

Opschrift

Voor “een psalm van David” zie bij Psalm 3:1.

Voor “voor de koorleider” zie bij Psalm 4:1.

Nederlandse verzen (2-3)

Roep om redding

David zegt tegen de HEERE dat hij tot Hem “de toevlucht genomen” heeft (Ps 31:2). Met de nadruk op “tot U” verklaart hij dat hij op God vertrouwt en zijn toevlucht tot Hem, “de HEERE”, heeft genomen. De HEERE is de God Die trouw is aan het verbond, de IK BEN DIE IK BEN (Ex 3:14). De psalm eindigt ook met een bemoediging voor hen die vertrouwen op de HEERE (Ps 31:25).

De HEERE is zijn enige schuilplaats. Hij heeft en wil ook niemand anders. Hij kan aan niemand anders vragen hem niet beschaamd te laten worden. Alleen de HEERE is in staat dat te voorkomen en dat op een manier dat het “voor eeuwig” niet zal gebeuren. Hij doet hiervoor geen beroep op de genade van God, maar op Zijn “gerechtigheid”.

In de zaak waar hij voor bidt, gaat het om valse beschuldigingen en gemene aanvallen door vijanden. Daartegen moet God in gerechtigheid optreden en hem bevrijden, want anders zal hij beschaamd worden in zijn vertrouwen op Hem. Gerechtigheid betekent hier dat God zal handelen in overeenstemming met het verbond dat Hij met Israël heeft gesloten. Als God hem in de hand van zijn vijanden overgeeft, zal dat tevens de vijanden aanleiding geven de Naam van God te lasteren.

In korte zinnen smeekt hij God om Zijn oor tot hem te neigen (Ps 31:3), dat wil zeggen aandacht aan zijn smeekbede te schenken. Hij smeekt om een spoedige redding, want de tijd dringt, de nood wordt met de minuut groter. En of God toch maar “een sterke rots”, dat wil zeggen een rotswoning (Ps 18:3), en “een burcht” voor hem wil zijn om hem “te behouden”. Het maakt duidelijk hoezeer de vijanden op hem aandringen en al zo dicht bij hem zijn, dat ze hem bijna in handen hebben.

Copyright information for DutKingComments