‏ Psalms 84:11

Nederlandse verzen (10-13)

Een zon en een schild

Wie God als de God van Jakob kennen omdat zij zichzelf kennen, zien in God hun schild, hun bescherming (Ps 84:10). Dat God hun schild is (Ps 84:10a), is parallel met God aanschouwt het aangezicht van Zijn gezalfde (Ps 84:10b). Het betekent dat Zijn bescherming (schild) is gebaseerd op het zien van Zijn gezalfde. Het is te vergelijken met het Pascha, waar God zegt: “Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan” (Ex 12:13).

Hun bescherming, die daaruit bestaat dat zij de HEERE hun Koning en hun God kunnen noemen, is niet gebaseerd op hun trouw of hun verdienste. Zij is gebaseerd op het feit dat God het aangezicht van Zijn Gezalfde, Zijn Messias, aanschouwt. Daarom is de HEERE God voor hen een zon en een schild geworden (Ps 84:12). De zegeningen en de verlossing in de psalmen hierna zijn gebaseerd op hetzelfde feit.

Wat zojuist is gezegd, blijkt uit de vraag: “Zie en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde.” Dit betekent dat ze aan God vragen niet naar hen, maar naar Zijn Messias te kijken. “Gezalfde” is de vertaling van het Hebreeuwse woord ‘Messias’ en het Griekse woord ‘Christus’. Het overblijfsel weet dat zij niet in zichzelf aangenaam zijn voor God en dat God hen niet verhoort op grond van wie zij zijn. Ze zijn voor God alleen aangenaam door hun verbinding met de Messias.

Een prachtig illustratie vinden we in Paulus’ brief aan Filémon, waar hij tegen Filémon zegt Onésimus aan te nemen alsof Onésimus Paulus was (Fm 1:17). Zo wordt het overblijfsel, en zo worden ook wij, aangenomen door God omdat God hen, en ons, in Christus ziet.

Voor de nieuwtestamentische gelovige geldt dat op een hoger, hemels niveau. Hij is “begenadigd [of: aangenaam gemaakt] … in de Geliefde” (Ef 1:6). God kan welk gebed dan ook alleen verhoren op grond van Wie Zijn Zoon is voor Hem en op grond van het werk dat Hij heeft volbracht op het kruis van Golgotha.

De gelovige, in welke tijd hij ook leeft, weet te onderscheiden wat “beter” is (Ps 84:11). Het is beter, zo belijdt hij, één dag gemeenschap met God te beleven dan talloze dagen te genieten van alle goederen die de wereld te bieden heeft. “Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend [elders].”

De vergelijking één dag tegenover duizend dagen maakt duidelijk dat één dag in de voorhoven van God al het andere in het niet doet verdwijnen. Er is niets wat opweegt tegen het zijn in de voorhoven van God. Bij de Heer is één dag als duizend jaar (2Pt 3:8). Eén dag gemeenschap met de Heer is ver te verkiezen boven duizend jaar in de woning (tent) of paleis van de goddelozen (de antichrist en volgelingen).

De zonen van Korach voegen er nog een vergelijking aan toe. Zij verkiezen een plaats “op de drempel van het huis van God” boven “lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid”. Ze hebben de goede keus gemaakt uit de twee keuzen die in Psalm 1 zijn voorgehouden. Zij zijn bij de opstand van hun vader gehoorzaam geweest aan de oproep van Mozes om bij de tenten van de goddeloosheid vandaan te gaan. Daardoor zijn ze niet met hun vader omgekomen (Nm 16:23-27; 31-32; Nm 26:9-11). Hun keus voor de HEERE is een keus tegen de goddeloosheid.

“Staan op drempel van het huis van mijn God” betekent het vervullen van een dienst in de tempel in de tegenwoordigheid van God. Dit in tegenstelling tot hun voorvader Korach die niet tevreden was met een in zijn ogen geringe dienst (Nm 16:1-3). In 1 Kronieken 26 lezen we dat een deel van de zonen van Korach werkzaam was als poortwachters van de tempel, bewakers van de ingang (1Kr 26:1-19; 1Kr 9:19).

De Korachieten lichten toe waarom ze voor de tegenwoordigheid van de HEERE kiezen. De afweging is niet moeilijk, “want God, de HEERE, is een zon en een schild” (Ps 84:12). Het overblijfsel is hier in de duisternis en de kou. God is in die omstandigheden voor hen “een zon” die licht en warmte geeft. De ‘zon’ is de beschrijving van wat God is voor de gelovigen in het vrederijk (Js 60:19-20; Op 21:23; Ml 4:2). Hij is ook hun “schild”, dat wil zeggen hun bescherming.

Na te hebben gezegd wat God is, zeggen de zonen van Korach wat Hij zal geven. Hij “zal genade en eer geven”. Genade is nodig om de weg naar Gods huis te gaan (Jh 1:16). Eer krijgen de pelgrims als ze daar Zijn aangekomen. God zal hen eren voor hun volharding. Genade vindt haar oorsprong in Hem. Hetzelfde geldt voor de eer. Waarvoor Hij de pelgrim eert, is Zijn werk in de pelgrim. Eer of heerlijkheid is het gevolg als wij de Heer Jezus in het geloof aanschouwen. Wij worden dan naar Zijn “beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door [de] Heer, [de] Geest” (2Ko 3:18).

Toch rekent Hij de volharding, waarvoor Hij de kracht heeft gegeven, de pelgrim toe. Het eerbetoon dat Hij bewijst, is dan ook een uiting van Zijn genade. Niemand zal zichzelf op de borst slaan en zichzelf prijzen voor wat hij heeft gedaan. Niemand zal dat ook willen, want God heeft alles gegeven wat nodig is geweest voor de weg die is afgelegd.

God heeft “het goede niet onthouden aan hen die in oprechtheid [hun weg] gaan” (vgl. Ps 15:1-2). Dat God het goede niet onthoudt, betekent dat God geeft wat nodig is (vgl. Fp 4:19). Het is een sterkere uitdrukking dan te zeggen dat God geeft. Bij geven staat de daad, het geven, meer op de voorgrond. Bij niet onthouden ligt de nadruk op de persoon die gebruikmaakt van de mogelijkheid om te geven.

Met deze wijze van uitdrukken rekent de Geest af met onze neiging God ervan te beschuldigen dat Hij ons iets onthoudt als Hij ons iets niet geeft wat we vragen of menen nodig te hebben. De duivel heeft bij Eva succes geboekt omdat hij haar ervan heeft kunnen overtuigen dat God haar iets heeft onthouden.

Zij “die in oprechtheid [hun weg] gaan”, zijn zij die hun weg met God gaan. Zij zijn niet zondeloos of foutloos, maar ze zijn rein van hart, hoewel ze ‘dikwijls struikelen’ (Jk 3:2). De oprechte is eerlijk en doorzichtig in zijn motieven. Hij is op God gericht en wil voor Zijn aangezicht leven, dat wil zeggen in Zijn tegenwoordigheid, in het besef van Zijn aanwezigheid.

Die God is de “HEERE van de legermachten” (Ps 84:13). De zonen van Korach gebruiken deze titel hier voor de vierde keer in deze psalm (Ps 84:2; 4; 9; 13). Dat geeft wel aan hoezeer ze onder de indruk zijn van Zijn verhevenheid boven alle hemelse en aardse legermachten. Het vertrouwen dat alles in Zijn hand is, geeft rust om de weg naar Gods huis te vervolgen.

Die almachtige, alles en iedereen te boven gaande God is het vertrouwen van de mens volkomen waard. Wie dat doet, is werkelijk “welzalig”. Dit is de derde keer dat dit woord, deze ‘zaligspreking’, voorkomt. De eerste keer is het in verbinding met het wonen in het huis van God (Ps 84:5). De tweede keer staat het in verband met het hart van wie zijn kracht in God zoekt (Ps 84:6). De derde keer, hier, is het verbonden met het vertrouwen op God.

Copyright information for DutKingComments