Romans 15:31
Hoe Paulus plannen maakte
Rm 15:22-24. Paulus laat de gelovigen in Rome nog eens weten hoe graag hij naar hen toe wil komen. Al direct aan het begin van deze brief, in Romeinen 1 (Rm 1:11), heeft hij dit gezegd. Nu zegt hij dat hij bij hen komt wanneer hij naar Spanje reist. Onderweg daarheen hoopt hij dan bij hen aan te komen. Hij verwacht dat zij hem dan zullen geven wat hij nodig heeft om verder te kunnen reizen. Zo rekent hij op hun liefde. Hij zal pas verder reizen, wanneer hij eerst een tijdje van hen genoten heeft. Ja, je kunt genieten van je broeders en zusters. Je zult die ervaring beslist al opgedaan hebben: mensen die om je geven, die belangstelling voor je hebben. Toen je de Heer Jezus nog niet kende, waren er allerlei mensen die deden alsof ze iets om je gaven. Ze gaven alleen maar wat om je, zolang ze beter van je konden worden. Nu je de Heer Jezus hebt leren kennen, ben je opgenomen in een ander gezelschap van mensen. Deze mensen hebben ook de Heer Jezus lief gekregen en ze hebben elkaar lief gekregen. En iedereen die daarbij komt, gaat in die liefde delen. Je zult zeker ook wel eens teleurgesteld worden in je medegelovigen. Ze zijn in zichzelf zwakke, falende mensen. Maar als Paulus, de grote apostel, die ook wel weet dat het in Rome niet allemaal vlekkeloos is, van de gelovigen in Rome kan genieten, dan kunnen wij het toch zeker van elkaar. Rm 15:25-26. Voordat Paulus naar Rome kan gaan, moet hij eerst wat anders doen. Hij heeft geld bij zich. Dat is van een collecte die de gelovigen in Macedonië en Achaje hebben gehouden. Dit geld is bestemd voor de arme gelovigen in Jeruzalem. Rm 15:27. Deze collecte is niet het gevolg van een actie die op touw is gezet uit liefdadigheid toen ze gehoord hadden van de armoede in Jeruzalem. Het is een vrijwillige collecte – twee keer staat er “goed gevonden”: in Rm 15:26 en in Rm 15:27. Toch is er ook een zekere verplichting. De volken hebben namelijk deel gekregen aan geestelijke goederen die in de eerste plaats bestemd zijn voor het aardse volk van God. Doordat Israël de Heer Jezus heeft verworpen, is het evangelie nu ook naar de heidenen gegaan, zodat ook zij geestelijk gezegend kunnen worden. Dan mag van de volken verwacht worden dat ze iets terug doen nu er nood is bij de heiligen in Jeruzalem. Het is een schuld die ze op deze wijze kunnen aflossen. Dat is ook op ons van toepassing. Als je geestelijk gezegend wordt door een broeder of zuster mag je hen met je stoffelijke gaven dienen (Gl 6:6). Je kunt daarvoor bijvoorbeeld in de samenkomst van de gemeente iets in de collectezak doen, in een envelop met de naam erop voor wie het bestemd is. Je kunt het hun ook persoonlijk geven. Paulus neemt deze dienst uiterst serieus. Het gaat hem dan wel hoofdzakelijk om het geestelijk welzijn van de gelovigen, maar toch is deze opdracht voor het lichamelijk welzijn van de gelovigen voor hem niet minder belangrijk. Rm 15:28. Als deze opdracht klaar is, zal hij op zijn doorreis naar Spanje bij hen komen. Althans, dat dacht hij. Hij is wel in Rome geweest, maar anders dan hij gedacht had. Niet op doorreis, maar als gevangene. Zo zie je dat ook bij deze Godsman de dingen op een andere manier kunnen gaan dan hij zich had ingedacht. Dat was voor hem geen teleurstelling. Hij wist dat God zijn leven leidde. In jouw leven kan het ook anders gaan dan je denkt. God weet ook voor jou wat het beste is. Als je daaraan denkt, blijf je bewaard voor teleurstellingen. Rm 15:29. Paulus weet in elk geval dat hij, als hij komt, “in een volheid van zegen van Christus zal komen”. Nou, die volle zegen is gekomen. Juist in de gevangenis in Rome heeft hij brieven geschreven waarin hij schrijft over de hoogste zegeningen van de gemeente. Wij hebben die brieven in de Bijbel. Je leest over die ‘volheid van zegen’ in de brieven aan de gelovigen in Efeze, in Kolosse en in Filippi. Die brieven geven je zicht op die volle zegen van Christus. Rm 15:30-31. Misschien dat Paulus toch iets heeft aangevoeld van wat hem te wachten stond. Hij doet een ernstig beroep op de voorbede van de gelovigen in Rome. Dit beroep was ingegeven "door onze Heer Jezus Christus en door de liefde van de Geest". Dit is een goede manier om een beroep op iemand te doen. Paulus kon dit zeggen omdat hij wist dat zowel de Heer Jezus als de Heilige Geest achter deze oproep staat. De Heer Jezus wordt hier genoemd met Zijn volledige Naam. Je ziet ook dat de Heilige Geest een Persoon is, want Hij heeft lief. Alleen een persoon kan liefhebben. Deze oproep van Paulus om met hem in het gebed te strijden komt van de Heer Jezus, terwijl de liefde van de Geest de kracht is om het te doen.Paulus heeft het over een strijd in de gebeden. Ken jij dat een beetje? Echt bidden is vechten. Dit vechten gebeurt niet met handen en voeten. Het is een geestelijke strijd. We moeten ervoor vechten dat de dienst van de dienaren niet gehinderd wordt door tegenstanders en dat het werk van de Heer door zal gaan tot zegen van de gelovigen. Rm 15:32-33. Zo kunnen we eraan meewerken dat de dienaren met blijdschap de wil van God doen en de gelovigen dienen. Daar worden ze zelf ook door verkwikt. Dienaren van de Heer zijn geen machines zonder gevoel. Zij hebben het nodig om hun dienst met blijdschap te kunnen doen en verkwikt te worden door andere gelovigen. “De God nu van de vrede” staat klaar om jou innerlijk vrede te geven en je te helpen in de strijd die jij op allerlei terreinen te strijden hebt. Lees nog eens Romeinen 15:22-33.Verwerking: Is er iemand die je wel iets zou willen geven of naar wie je iets zou willen overmaken? Doe het en denk aan Mattheüs 6:1-4.
Copyright information for
DutKingComments