Zechariah 12:6-8

God geeft Zijn volk kracht

Het gelovig overblijfsel waarvoor God het opneemt tegen hun vijanden, kent twee groepen. Er is een groep in Jeruzalem en een groep buiten Jeruzalem. Vlak voor de komst van de Heer Jezus zal het gelovig overblijfsel in Juda, dat gevlucht is naar de bergen, zich bemoedigd weten door de trouw en volharding van het overblijfsel in Jeruzalem. In Micha 5 zien we ook dat de HEERE mensen zal gebruiken om de overwinning te behalen over de vijand (Mi 5:4-8). Zij zullen de belegeringsmacht, die daar door de Assyriërs is achtergelaten – terwijl de hoofdmacht is doorgetrokken naar Egypte (Dn 11:40-43) –, uit het land verdrijven.

Samen met het tenietdoen van de kracht van de tegenstanders zoals dat is beschreven in de vorige verzen, zal God Zijn volk met kracht omgorden om de vijand te weerstaan en te verslaan (Zc 12:5). Voordat de Heer Jezus persoonlijk verschijnt, zal Hij het overblijfsel ondersteunen. Dat is hier de situatie. De aangestelde leiders van het gevluchte overblijfsel (Mi 5:4) zullen zich gesterkt weten door het overblijfsel in Jeruzalem, dat op hun beurt gesterkt wordt door de HEERE.

Ze trekken gezamenlijk op, terwijl ze ieder hun persoonlijke overtuiging uitspreken, “voor mij”, in de bemoediging door hun broeders in Jeruzalem. Ook spreken ze hun persoonlijke overtuiging erover uit dat de HEERE, hun God, de bron van hun kracht is. De HEERE is “de HEERE van de legermachten”. Dat houdt in dat Hij alle legermachten in de hand heeft, ook die van de vijand.

Het overblijfsel heeft twee vijanden. Er is een vijand buiten het land, namelijk de koning van het noorden met zijn bondgenoten, die het land binnendringt. Er is ook een vijand in het land, namelijk de antichrist met zijn aanhangers, de goddeloze volksgenoten.

Wat in deze verzen gebeurt, vindt niet alleen plaats bij de komst van de Heer, maar wordt voortgezet na Zijn komst op aarde. Voordat Jeruzalem wordt bevrijd, zal het overblijfsel van Juda de vijand, de Assyriërs, verdrijven, waarbij het wordt geholpen door de HEERE (Zc 12:6). God maakt van het overblijfsel een gezelschap dat alles oordeelt wat in strijd is met Zijn heiligheid (Js 11:14). Daarna zal Jeruzalem worden bevrijd. Jeruzalem zal dan rust krijgen op de plaats waar het gevestigd is.

De HEERE verlost, beschermt en vaagt weg

De HEERE verlost (Zc 12:7), beschermt (Zc 12:8) en vaagt weg (Zc 12:9). Eerst verlost Hij “de tenten van Juda” (Zc 12:7). “Tenten” staan in contrast met de versterkte stad Jeruzalem. Hiermee wordt de weerloosheid van Juda onderstreept, dat het blootgesteld is aan de woede van de vijand buiten de beschermende muren van Jeruzalem. God geeft in de verlossing van Zijn volk de voorrang aan wat zonder bescherming en zwak is, zodat er geen reden is voor de mens om in zichzelf te roemen.

Juda wordt eerst bevrijd en daarna Jeruzalem. Zo is er ook daar gelijkheid. Het voorkomt dat Jeruzalem zich beroemt op haar bevoorrechte positie. Het gaat erom dat er alleen wordt geroemd in de Heer (Jr 9:24; 1Ko 1:31; 2Ko 10:17). In beide gevallen is de bevrijding door de HEERE bewerkt.

Ook Jeruzalem heeft in zichzelf geen kracht om de vijand te verjagen. God maakt de zwakke inwoners van Jeruzalem als David, de oorlogsheld en onoverwinnelijke koning (2Sm 17:8; 2Sm 18:3). Het is ermee als met Paulus die roemt in zijn zwakheden, opdat de kracht van Christus op hem woont (2Ko 12:9). Het volk zal ervaren dat het alles alleen vermag in Hem Die het kracht geeft (Fp 4:13).

Het huis van David ziet uiteindelijk op de Messias, of op de vorst die als plaatsvervanger van de Messias op aarde zal regeren. De Heer Jezus zal niet Zelf duizend jaar op aarde te zien zijn. Het zal een situatie zijn die vergelijkbaar is met de situatie na Zijn opstanding. Toen verscheen Hij hier en daar en was Hij niet meer aan een bepaalde plaats gebonden.

In het conflict met de heidense volken zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem voorzien van grote kracht waarmee ze al hun vijanden zullen overwinnen. De bevolking van Jeruzalem is in zichzelf zwak. Er zijn onder hen die wankelen, inwoners die niet stevig op hun voeten staan, maar struikelen. Zij zullen als David worden, de dappere held van Israël (vgl. 1Sm 2:4; 2Sm 17:8).

Ook David heeft geen kracht in zichzelf. Zijn kracht is een bovenmenselijke kracht. Hij dankt die aan God. Daardoor is hij “als goden, als de Engel van de HEERE”. Het punt van vergelijking ligt in de macht en kracht, niet in morele gelijkenis met God. “De Engel van de HEERE voor hun [ogen]” ziet op Christus, Die aan het hoofd van Zijn volk voor hen uitgaat, als hun Commandant (Mi 2:13), aan Wie zij hun kracht ontlenen.

De Heer Jezus Zelf zal het eindoordeel over alle heidenvolken voltrekken (Zc 12:9). De oprukkende heidenvolken zijn die welke onder aanvoering van de koning van het noorden, de aanvoerder van de Assyrische legers, tegen Jeruzalem oprukken. Ze zullen eerst Jeruzalem belegeren, het innemen en dan verder trekken naar het zuiden, Egypte, om dat aan zich te onderwerpen (Dn 11:42-43). Maar als ze geruchten uit het noorden en oosten horen, trekken ze terug naar Jeruzalem. Dan zijn ook de West-Europese legers in Harmagedon aangekomen (Op 16:16). Daar zal de HEERE hen wegvagen (Dn 11:44-45).

Copyright information for DutKingComments