‏ 1 Chronicles 11:23

Benaja

Benaja verricht drie heldendaden door drie vijanden te verslaan die een bedreiging vormden voor het volk van God. Achtereenvolgens

1. verslaat hij twee zonen van Ariël uit Moab,

2. slaat hij een leeuw dood in een kuil in een tijd dat er sneeuw ligt en

3. verslaat hij een reus van een Egyptenaar, die hij met diens eigen wapen doodt.

Benaja was duidelijk niet voor een kleintje vervaard. Het is ook niet zo, dat hij het na één overwinning wel welletjes vond. Hij heeft een scherp oog voor alles wat Gods volk bedreigt. Telkens als zich nieuw gevaar aandiende, bezwoer hij dat gevaar door een kordaat en krachtig optreden. Bij het verslaan van de leeuw en de Egyptenaar gaat hij op de vijand af, hij neemt het initiatief. Benaja is een man met moed en met volharding.

Uit zijn wapenfeiten kunnen we belangrijke geestelijke lessen leren. Daarbij moeten we bedenken dat onze strijd niet tegen vlees en bloed is, “maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke [machten] van de boosheid in de hemelse [gewesten]” (Ef 6:12). De drie vijanden die Benaja verslaat en doodt, zijn een beeld van drie vijandelijke geestelijke machten waarmee wij in ons leven te maken hebben. Moab is een beeld van het vlees in de gelovige, de leeuw is een beeld van de satan en de Egyptenaar is een beeld van de macht van de wereld.

In de geestelijke betekenis vindt het verslaan van de vijanden plaats als iemand door de prediking van het evangelie tot geloof komt. Elke keer dat iemand tot geloof komt, worden de satan en de wereld verslagen. We zien het ook als gelovigen ertoe worden gebracht door de Geest te leven en daardoor de werkingen van het vlees te doden. [Voor uitvoeriger toepassingen van de heldendaden van Benaja zie het artikel Benaja.]

Benaja wordt geëerd, maar niet als de anderen. Toch komt zijn beloning na jaren, als de omzwervingen van David voorbij zijn en David koning over Israël is geworden. Dat is de tijd van de decoratie. Dan stelt David hem aan tot hoofd van zijn lijfwacht (1Kr 11:25). De lange tijd die is verstreken voordat Benaja deze belangrijke positie krijgt, mag een bemoediging zijn voor gelovigen die lang op Gods openlijke erkenning moeten wachten. Gelovigen die zien dat minder geestelijke of zelfs vleselijke gelovigen ogenschijnlijk meer voorspoed hebben, hoeven niet ontmoedigd te worden. Eens, op Gods tijd, misschien pas na verloop van vele jaren of bij de openlijke regering van de Heer Jezus, komt Gods openlijke erkenning van wat voor Hem is gedaan.

Tijdens de verwerping van David is Benaja hem trouw gebleven. Zonder te bibberen is hij de strijd aangegaan met vijanden die een bedreiging voor de samenleving vormden. Het maakte hem niet uit of ze nu op hem afkwamen of dat hij er zelf op af moest gaan. Waar hij gevaar zag, handelde hij onverschrokken. We hebben dat in de vorige verzen gezien.

David erkent de indrukwekkende staat van dienst van Benaja en maakt hem tot hoofd van zijn lijfwacht. Deze ‘promotie’ moet voor Benaja een geweldige vreugde zijn geweest. Hij was al zo verknocht aan zijn koning en nu zal hij nog nauwer betrokken worden bij het leven van David. Als hoofd van de lijfwacht zal hij veel overleg met David moeten voeren. David zal hem inlichten over zijn verblijfplaats en zijn dagelijkse bezigheden. David zal hem zeggen waar hij van plan is heen te gaan. Op grond daarvan zal Benaja moeten nagaan waar gevaren dreigen en hoe die omzeild of onschadelijk gemaakt kunnen worden.

We kunnen hierin de volgende les zien. Elke overwinning op het vlees, de duivel of de wereld, wordt door de Heer Jezus beloond met iets van Zichzelf. De kracht om ‘nee’ zeggen tegen iets wat de duivel of de wereld aanbiedt, vinden we alleen in onze liefde voor de Heer Jezus. Voor de Heer Jezus is dit bewijs van onze liefde zo belangrijk, dat Hij ons meer gaat vertellen over Zichzelf. We gaan steeds meer in de Bijbel ontdekken over de manier waarop Hij denkt en hoe Hij handelt, nu en in de toekomst.

Tegelijk geeft Hij ons daarmee de verantwoordelijkheid om wat Hij ons toevertrouwt, te bewaren en het ons niet afhandig te laten maken. Zo zegt Paulus tegen Timotheüs: “Timotheüs, bewaar het [jou] toevertrouwde pand” (1Tm 6:20a). Vervolgens is de opdracht dat we ons niet inlaten met ongoddelijk gezwets en mensen die de mond vol hebben over hun zogenaamde kennis (1Tm 6:20b). Dit treffen we aan bij vrijzinnige theologen, die met een beroep op de Bijbel de grofste zonden goedpraten en zo talloze mensen misleiden.

Een voorbeeld las ik over een predikant die met een beroep op ‘alles is geoorloofd’ (1Ko 10:23) een homoseksuele relatie goedpraat! Alsof dat een relatie is waarin Gods gedachten van liefde tussen man en vrouw ook tot uitdrukking komen. Dit zijn vijanden van de ergste soort. De Heer Jezus wil dat wij vasthouden aan wat we hebben – in dit voorbeeld: het huwelijk zoals Hij het heeft ingesteld –, totdat Hij komt (vgl. Op 3:11).

Als David oud geworden is, krijgt Benaja te maken met een groot gevaar dat zijn koning bedreigt. Het gevaar komt van binnenuit. Een zoon van David, Adonia, wil koning worden, terwijl duidelijk is dat Salomo de rechtmatige opvolger van David is. Deze geschiedenis staat in 1 Koningen 1. Adonia is een knappe jongen en een gewiekste prater. Hij weet ook wie hij in zijn samenzwering kan betrekken en wie hij erbuiten moet houden. Benaja hoeft hij niet te benaderen. Het is hem duidelijk dat hij hem niet onder zijn invloed kan krijgen.

Kent onze omgeving ons ook als iemand met karakter? Of gaan we nogal snel mee met iemand die ‘uitstraling’ heeft, die over een zeker ‘charisma’ beschikt? Gaan we af op de manier waarop iemand overkomt, terwijl we niet letten op de inhoud? Dan heeft ’Adonia’ vat op ons gekregen. We letten dan niet meer op de Heer Jezus, Die door ons voor ‘oud’ in de zin van ouderwets wordt versleten. We zoeken naar nieuwe impulsen om ons geloof te beleven. Hoe God het wil hebben, is niet meer zo van belang. ‘Beleving’, daar gaat het om. Niet, dat beleving niet belangrijk is, maar het ‘kick’-geloof is niet uit God. Daarin staat niet de Heer Jezus centraal, maar de mens en zijn gevoel.

Laten we er eens over nadenken of we ons wel in het juiste gezelschap bevinden. Dat is bij Benaja wel het geval. Hij heeft in de priester Zadok en de profeet Nathan goede kameraden. Ook zij worden niet door Adonia uitgenodigd. Wie zijn onze kameraden, van wie krijgen wij steun als het erop aankomt? Zijn onze vrienden geestelijk gezinde mensen die met de Heer Jezus willen leven?

Copyright information for DutKingComments