1 Peter 5:14
De God van alle genade
1Pt 5:6. In de beproeving van je geloof mag je de krachtige hand van God opmerken. In plaats van daartegen in opstand te komen moet je je vernederen. Daar is het Hem om te doen. Vernedering is de voorbode van verhoging, zoals hoogmoed aan de val voorafgaat (Sp 16:18). Je moet je ook niet vernederen onder de hand van mensen, maar “onder de krachtige hand van God”. Als je het moeilijk hebt, ook al wordt jou die moeite door mensen aangedaan, dan is het toch Zijn hand die je voelt. Achter de hand van mensen mag je de hand van God zien. Achter de vernedering mag je de verhoging zien die op Gods tijd jouw deel zal zijn. Dat zal gebeuren als de Heer Jezus komt. Dan verandert jouw positie, met alle gelovigen, van die van een onderdaan in die van een regeerder. 1Pt 5:7. Het wil niet zeggen dat het allemaal gemakkelijk is. Daarom geeft God je een geweldige bemoediging: je mag alles op Hem werpen (Ps 55:23). Hij wil de hele last van je overnemen. Het enige wat jij hoeft te doen, is die last van de zorgen op Hem werpen. Als je dat hebt gedaan, ben jij ze kwijt. Hij heeft ze overgenomen en zorgt verder voor je. Als je met je last blijft rondlopen, word je daardoor zo in beslag genomen, dat je geen oog meer hebt voor God, Die graag voor je wil zorgen. Dat God zorgt, betekent echt dat elk detail van je leven Hem ter harte gaat. Hij wil er niet alleen bij betrokken zijn, maar al je nood van je overnemen. Hij brengt je in beproeving en nood, opdat je leert het uit Zijn hand aan te nemen en het in Zijn hand te geven (Ps 10:14).1Pt 5:8. Je hebt het voorrecht alle beproevingen uit de machtige hand van God aan te nemen en alles wat dat met zich meebrengt aan Hem over te geven. Toch moet je niet over het hoofd zien dat ook de duivel zijn partij meespeelt. Vertrouwen op God betekent niet dat jij je verantwoordelijkheid kwijt bent en passief kunt zijn. Je moet altijd “nuchter” zijn en niet naïef denken dat je van alles kunt doen, zonder dat je last zult hebben van de duivel. Hij is zeker een overwonnen vijand, maar wel alleen voor hen die in geloofsvertrouwen op God hun weg gaan. Houd je ogen wijd open voor de gevaren die je omringen. Slaperigheid en luiheid zijn een uitnodiging voor de duivel om je aan te vallen. De duivel wordt hier je “tegenpartij” genoemd. Met alles wat in hem is, is hij tegen jou omdat jij bij de Heer Jezus hoort. Er is niets in de duivel aanwezig wat jou ook maar enigszins gunstig gezind is. Hij “gaat rond als een brullende leeuw”, op zoek naar buit. Hij is wreed, machtig en onbarmhartig. Met zijn brullen wil hij schrik aanjagen. Zorg ervoor dat je niet in zijn macht komt. Zijn enige doel is je te “verslinden”, dat wil zeggen dat hij niets van je overlaat. 1Pt 5:9. Als hij op je afkomt, laat je dan niet intimideren. Keer hem niet je rug toe, maar weersta hem. Je moet vluchten als er verzoekingen in de vorm van verleidingen tot zonde tot je komen, als er iets tot je komt wat zich tot jouw vlees richt om dat werkzaam te maken. Dat betreft hoererij, afgodendienst, rijkdom en de begeerten van de jeugd (1Ko 6:18; 1Ko 10:14; 1Tm 6:11; 2Tm 2:22). Maar als de verdrukking van buiten komt, als de duivel je bang wil maken en je tot verloochening van je geloof wil brengen, moet je hem weerstaan. Het lijden moet je niet ontvluchten, maar standvastig in het geloof verdragen voor de Heer, ziende op Hem in het vertrouwen dat Hij je steunt. Jij bent niet de enige die met dit lijden te maken heeft. Het is het deel van allen met wie jij samen “de broederschap” vormt. De broederschap omvat alle gelovigen en niet de beperkte kring van gelovigen met wie jij regelmatig contact hebt. De broederschap maakt geen deel uit van de wereld, maar bevindt zich er wel in. De broederschap en de wereld hebben ook niets gemeenschappelijk. De wereld kan zich best wel eens vriendelijk gedragen, maar zodra ze wordt geconfronteerd met de heerschappij van de Heer Jezus, slaat verdraagzaamheid direct om in dreiging en haat. Dan toont de wereld haar ware gezicht en dat is dat zij allen haat die tot de broederschap behoren en alles wat van hen is. 1Pt 5:10. Er is echter een sterke burcht waar alle aanvallen van de brullende leeuw op stuklopen. Die burcht is “de God … van alle genade”. Alle gelovigen kennen de God van alle genade, dat wil zeggen dat Gods genade er in alle soorten en op alle tijden is. Dat geldt ook vanaf het begin tot aan het einde van jouw leven en in alle omstandigheden. Al die genade komt van God, op welke wijze ook. Hij heeft je geroepen tot “Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus ”. Jouw toekomst ligt helemaal vast in Gods plan. De toekomst is van Hem en jij bent van Hem. Niets en niemand is in staat in Gods roeping enige wijziging aan te brengen. Wie zou dat moeten zijn? Het zou iets of iemand moeten zijn die sterker is dan God. Zou jij weten wie dat moet zijn? Er is al helemaal niemand met Hem te vergelijken, laat staan dat er iemand is die Hem de baas zou zijn. Als Hij je geroepen heeft tot een geweldige toekomst verbonden met Christus, zul je daar ook deel aan hebben (Rm 8:30). Daartegenover staat “een korte tijd” van lijden. In die korte tijd is Hij met je bezig om je op die toekomst met Christus voor te bereiden. 1. Het lijden dient ertoe je te “volmaken”, dat betekent je tot volkomenheid en volheid te brengen, zodat er niets meer ontbreekt. Van enig tekort of gebrek zal niets meer te zien zijn. 2. Ook zal Hij je door lijden “bevestigen”, dat is je onwankelbaar vast doen staan. 3. Daarbij zal Hij je innerlijk “versterken”, zodat er geen zwakheid meer is. 4. Ten slotte geeft Hij je een vast fundament, waarop Hij je zal “grondvesten”. Je ziet dat God aan al het wankelbare en zwakke een einde maakt. Daarvoor in de plaats geeft Hij een situatie waarin op geen enkele manier nog verandering kan optreden of kan worden aangebracht. 1Pt 5:11. Dit alles zal uitlopen op Zijn verheerlijking. Uit de mond van alle verlosten zal de lofprijzing klinken dat Hem alle heerlijkheid en kracht toebehoort. Er is geen heerlijkheid en kracht buiten Hem. De bewijzen dat Hij die alleen bezit, zijn overvloedig geleverd en te zien in alle verlosten samen. Met een ‘amen’ besluit Petrus deze lofprijzing. Daarmee zal door iedere gelovige van harte worden ingestemd. Zo is het en niet anders.1Pt 5:12. Om de brief bij de lezers te bezorgen heeft Petrus die aan Silvánus meegegeven, nadat hij deze mogelijk aan hem heeft gedicteerd. Silvánus is dezelfde als Silas, de reisgenoot van Paulus. Deze Silas was bekend met lijden. Hij is samen met Paulus in Filippi gegeseld en in de gevangenis geworpen (Hd 16:19-23). Misschien dat Petrus daarvan op de hoogte was en hem daarom gevraagd heeft zijn brief aan hen mee te nemen. Petrus zal hem gekend hebben, want Silas was een voorganger onder de broeders in Jeruzalem (Hd 15:22), waar ook Petrus de gelovigen heeft gediend. Om Silas bij de lezers van zijn brief te introduceren zegt hij dat volgens hem Silas een trouwe broeder is. Hij geeft zijn lezers zijn indruk van Silas, zonder dat hij zich een definitief oordeel over de trouw van Silas aanmatigt. Petrus kent ook zijn eigen ontrouw. Dat maakt hem voorzichtig. Het oordeel over de trouw is ten slotte aan de Heer (1Ko 4:1-5; Mt 25:21; 23). Hij heeft een korte brief geschreven, maar de uitwerking ervan mag groot en langdurig zijn. Hij vertelt hun waarom hij “dit”, dat is deze brief, heeft geschreven. Het is om hen te laten begrijpen wat “[de] ware genade van God is”. Daarmee zegt Petrus dat genade het ware karakter van het christendom is, dat het is gebaseerd op genade en niet op de wet. In die genade moeten ze staan en eraan vasthouden en zich daarvan niet laten afbrengen. Dat geldt ook voor jou. Uit genade ben je behouden (Ef 2:8) en sta je voor God (Rm 5:2). Die genade moet jouw leven kenmerken. Als je enigszins hebt begrepen wat genade is, zul je je niet opnieuw onder een wet willen plaatsen of weer willen gaan deelnemen aan een uiterlijke vormendienst. Genade kennen betekent je hele leven in Gods hand geven en je door Hem laten leiden.1Pt 5:13. Petrus doet nog de groeten van “de mede-uitverkorene”. Daarmee bedoelt hij mogelijk zijn vrouw, die hij meenam op reis (1Ko 9:5). Hij schrijft vanuit Babylon, waar een grote Joodse gemeenschap was en waar hij heeft gewerkt. Hij is immers de apostel van de besnijdenis (Gl 2:7). Hij doet ook nog de groeten van zijn zoon Markus, de evangelist. Markus is waarschijnlijk zijn geestelijke zoon. 1Pt 5:14. Tot slot geeft Petrus hun de opdracht elkaar door een groet van intimiteit te verzekeren van hun liefde voor elkaar. Terwijl Paulus zijn brieven meestal besluit met een wens dat zij de genade van de Heer Jezus mogen ervaren, wenst Petrus zijn lezers “vrede” toe. Vrede is het grote kenmerk van het rijk waarover de Heer Jezus zal regeren en dat daarom ook wel ‘vrederijk’ wordt genoemd. Vrede is ook de grote zegen in de omgang van de gelovigen met elkaar. Het genot van die vrede is alleen mogelijk als iedere gelovige zich zijn positie in Christus bewust is, daarnaar leeft en de ander daarin ziet. Ik wens jou dat ook van harte toe in jouw verbinding met Christus en in je omgang met je medegelovigen. Amen.Lees nog eens 1 Petrus 5:7-14.Verwerking: Ga eens na hoe vaak God Zich al aan jou als de God van alle genade heeft laten zien.