1 Samuel 19:10-11

Saul probeert David te doden

Als er oorlog met de Filistijnen is, behaalt David een grote overwinning, zodat de Filistijnen voor hem wegvluchten. In plaats van zich daarover te verheugen, komt de boze geest van de HEERE over Saul. Dan verlaat David zijn plaats van gevierde generaal en neemt weer die van de nederige minstreel in om een door een boze geest getergde vorst tot rust te brengen. Hij weet dat hij op die plaats niet voor de speer van de Filistijn, maar voor de speer van Saul op zijn hoede moet zijn (1Sm 18:10-11).

Omdat er in aansluiting op de overwinning van David wordt vermeld dat een boze geest zich van Saul meester maakt, kunnen we veronderstellen dat de overwinning van David Saul jaloers maakt. Jaloersheid biedt demonen een opening om controle over een mens te krijgen. Saul probeert opnieuw David met zijn speer te doden. Omdat David steeds op zijn hoede is, ontwijkt hij de speer met een tegenwoordigheid van geest die hem door de HEERE wordt gegeven. Dan vlucht hij en ontkomt.

Michal helpt David ontvluchten

Terwijl de knechten van Saul het huis omsingelen, dicht David Psalm 59 (Ps 59:1). Daarin bidt hij om uitredding (Ps 59:2-3). Hij is daarin een type van het gelovig overblijfsel van Israël in de eindtijd. Wij mogen in dergelijke omstandigheden op God vertrouwen en zeggen dat wij in de morgen Hem zullen prijzen. Tegelijk gebruikt David de aangeboden mogelijkheid om te ontkomen. Hij vlucht op een wijze vergelijkbaar met die van Saulus, later Paulus (Hd 9:24-25).

Het gebruik van het afgodsbeeld betekent dat er in het huis van David een afgod is. Misschien is de toepassing geoorloofd dat het ook laat zien hoe Michal naar David kijkt: zij verafgoodt hem. Het brengt haar ertoe haar man te helpen uit de handen van haar vader te blijven. Er zijn vrouwen die hun man zozeer verafgoden, dat zij hem door dik en dun steunen, ook in het kwaad. Of bijvoorbeeld Saffira haar man Ananias heeft verafgood, weten we niet, maar ze heeft hem wel in het kwaad gesteund en deelt ook in zijn oordeel (Hd 5:1-2; 5; 9-10).

De ziekte die David zou hebben, vormt voor Saul geen verhindering hem bij zich te laten brengen. Hij is nu zozeer gebrand op de dood van David, dat hij hem eigenhandig wil doden om de zekerheid van zijn dood te hebben.

Michal heeft een zekere liefde voor David, maar het is een zelfzuchtige liefde. Ze is geen Saul, maar ook geen vrouw die haar man volgt. Haar hulp aan de vluchteling lijkt in de verte op de hulp die Rachab aan de verspieders bood (Jz 2:4-6).

Het bedrog wordt ontdekt. Saul neemt het Michal zeer kwalijk en noemt David tegenover haar “mijn vijand”. Dan blijkt de eigenliefde van Michal. Ze stelt David aan haar vader voor als iemand die gedreigd heeft haar te doden als zij hem niet zou helpen te ontkomen. Michal is geen Saul, maar zeker ook geen Jonathan die goed van David tot zijn vader Saul heeft gesproken (1Sm 19:4).

Copyright information for DutKingComments