1 Samuel 28:7-13

Saul gaat naar een waarzegster

Saul is alleen bevreesd om zichzelf. Hij is er wanhopig door. In zijn wanhoop bekeert hij zich niet tot God met erkenning van zijn ongehoorzaamheid, trots en hoogmoed en zijn onterechte haat tegen David. Hij slaat de weg in die velen vandaag inslaan, die van het occultisme. Zinnebeeldig gezien zijn we hier aan het einde van een tijd. De christenheid is ook in een tijd gekomen waarin de onreine geesten worden geraadpleegd. Men stelt zich ervoor open.

Saul zoekt contact met de wereld van de geesten. Hij laat uitzoeken of er toch nog iemand van de waarzeggers is overgebleven. Zijn dienaren zijn maar al te bereid om hem in die slechte zaak van dienst te zijn. Ze wijzen er direct een aan. Het is iemand die in Endor woont, een stad, die niet ver daarvandaan ligt. Dit medium is aan Sauls zuiveringsactie ontkomen. Zo grondig heeft Saul zijn werk blijkbaar ook niet gedaan. Hij vermomt zich – alsof hij God zou kunnen bedriegen! – en gaat naar Endor.

De vrouw, het medium, is eerst bang dat ze in een val loopt. Gods voorzienigheid heeft het zo bestuurd, dat zij aan Saul voorhoudt wat hij eerder heeft bevolen. Ze wijst op het gevaar dat zij loopt door de wet die Saul heeft uitgevaardigd. Misschien doet ze dat wel om haar prijs te verhogen.

Het is opvallend hoe bewust ze zich is van het gevaar waarin zij verkeert door het gebod van Saul om haar ‘beroepsgroep’ uit te roeien, terwijl ze zich niets aantrekt van de verplichtingen van Gods wet en de verschrikkingen van Zijn toorn. Zij denkt aan wat Saul heeft bevolen, maar ze heeft geen boodschap aan wat God heeft bevolen aangaande zulke praktijken. Ze is banger in een valstrik te lopen die haar het leven kan kosten, dan te vallen in de handen van de levende God, “Die zowel ziel als lichaam kan verderven in [de] hel” (Mt 10:28). Zondaars zijn banger voor straf van mensen dan voor Gods rechtvaardig oordeel.

De vermomde Saul zweert haar echter bij de HEERE dat ze nergens bang voor hoeft te zijn. Nog altijd durft hij, en zelfs in deze situatie en in dit demonische hol, de Naam van de HEERE te noemen en zelfs bij Hem te zweren. Hij spreekt over een HEERE Die leeft, zonder dat dit een levende realiteit voor hem is. Dat blijkt wel uit wat hij de vrouw belooft. Hij belooft meer dan hij kan waarmaken, als hij zegt: “U zal om deze zaak geen straf overkomen.” Hij kan zichzelf niet en nog veel minder haar beveiligen tegen de toorn van levende God.

Hij spreekt zo, omdat zijn hart ver verwijderd is van de realiteit van een echte belijdenis van wat de Naam van God inhoudt. Uit zijn bezoek aan deze vrouw blijkt dat hij de God van Israël minacht. Nu God hem heeft verlaten en vertoornd op hem is, meent hij zijn vertrouwen te kunnen stellen op een schepsel. In zijn geval betreft het zelfs van God afgevallen schepselen die bewust in opstand tegen Hem leven en die erop uit zijn mensen te misleiden en van God afvallig te maken.

Saul doet een uitdrukkelijk beroep op iemand die met demonen in verbinding staat. Dit is spiritisme. Geen medium kan de doden terugbrengen. Alleen de Heer Jezus heeft “de sleutels van de dood en de hades” (Op 1:18b). Toch hebben de mediums succes. Dat is echter omdat zij zich openstellen voor demonische geesten die door hun mond spreken. Ze weten vaak het een en ander van de gestorvenen. God heeft dit terrein volledig voor Zijn volk verboden (Dt 13:1-17), maar daar trekt de massa zich niets van aan. We kunnen opmerken dat mensen massaal horoscopen lezen, die uit dezelfde bron komen.

Het vragen van de doden staat in rechtstreeks contrast met het vragen van God. Jesaja spreekt daar namens God uiterst verontwaardigd over (Js 8:19-20). Een dergelijk raadplegen is de HEERE een gruwel (Dt 18:9-12).

Saul wil Samuel laten oproepen

De vrouw stelt de vraag die zij gebruikelijk stelt als ze iemand op bezoek krijgt die haar wil raadplegen over een dode. Zij krijgt het ongebruikelijke verzoek om Samuel op te roepen. We lezen nergens dat, toen Samuel in Rama woonde, Saul ooit naar hem toe is gegaan om hem te raadplegen. En Rama ligt toch niet ver van Gibea, de woonplaats van Saul. Nu Samuel gestorven is, wil hij hem raadplegen.

Op dezelfde manier hebben velen, die Gods dienaren hebben veracht en vervolgd toen zij nog leefden, hen na hun dood geëerd. Het lijkt op wat de Heer Jezus tegen de schriftgeleerden en farizeeën zegt, over wie Hij vanwege deze houding het “wee u” uitspreekt: “U bouwt de graven van de profeten en versiert de graftomben van de rechtvaardigen” (Mt 23:29). Hij noemt hen “zonen … van hen die de profeten hebben vermoord” (Mt 23:31), waarmee Hij aangeeft dat zij precies zo zijn als hun vaders. In geestelijk opzicht zijn zij nakomelingen van Saul.

Saul wil een ontmoeting met Samuel. Die krijgt hij. Als Saul heeft laten weten wie hij wil dat zij oproept, gaat het verhaal ineens verder met wat de vrouw ziet. We zouden misschien hebben verwacht dat er gezegd zou worden, hoe zij daarbij te werk gaat, welke bezweringen en toverkunsten zij gebruikt. Het diepe stilzwijgen van de Schrift hierover is veelzeggend. Het laat zien dat “de diepten van de satan” (Op 2:24) geen gebied zijn dat we moeten betreden. Onze mogelijke nieuwsgierigheid naar methoden die ons in contact brengen met demonen, wordt niet bevredigd. Het is vreemd aan Gods Wezen om mededelingen te doen over de manier waarop verborgenheden van de ongerechtigheid voor ons worden ontsloten. De Schrift roept niet op tot en geeft geen ruimte aan zondige kunstgrepen, maar roept op dat wij “rein jegens het kwade” zullen zijn (Rm 16:19).

Als Samuel opkomt, is dat niet het resultaat van een bezwering van de vrouw. Zij, die het medium is door wie een boze geest zich uit, wordt enorm verrast door wat er gebeurt. Dit heeft zij niet in de hand. God beheerst het toneel. Hoe zou ooit een goddeloos medium door middel van een boze geest de geest van een man als Samuel kunnen laten opkomen? Het is dwaasheid dat te denken. Daarom schrikt de vrouw ook zo erg.

Ze heeft verwacht dat net als anders de boze geest weer door haar heen zou spreken. Deze demon heeft zij bij zichzelf toegelaten. Ze heeft zichzelf aan hem overgegeven en door middel van hem al heel wat mensen in contact gebracht met de onzichtbare wereld. Als deze demon zich in de gewenste gedaante aan haar zou vertonen, zou ze Saul een of ander verhaal op de mouw hebben gespeld waarmee hij tevreden kon zijn en zij haar geld kon opstrijken. Maar zo gaat het niet. Ze ziet niet wat de boze geest haar zou laten zien, maar ze ziet Samuel, zo blijkt uit de beschrijving.

Wat zij ziet, is werkelijkheid en geen verbeelding, want ze hoort ook wat Samuel zegt. Dit is geen spiritisme. Het is werkelijk Samuel en niet een demonische geest die zich voor Samuel uitgeeft. Niet zij heeft Samuel laten opkomen, maar de HEERE heeft hem laten spreken. Het is een bijzondere werking van God, vanwege een bijzonder geval. God geeft Saul een getuigenis via de gestorven Samuel. Zoals gezegd, heeft de Heer Jezus de sleutels van de dood en van het dodenrijk, die liggen niet in de hand van enig schepsel.

Saul heeft de verschijning niet zelf gezien. De vrouw ziet een bovennatuurlijk wezen. Samuel wordt door Saul herkend aan zijn profetenmantel. Hij knielt neer voor de man die hij in zijn leven heeft veracht. Hij heeft hem veracht, misschien niet zozeer wat zijn positie betreft, maar wel als de drager van het Woord van God.

Copyright information for DutKingComments