‏ 2 Chronicles 16:4

Asa vraagt hulp van de koning van Syrië

In dit hoofdstuk hebben we de droevige afloop van de geschiedenis van Asa. Na grote geloofsmoed aan de dag te hebben gelegd faalt Asa in een nieuwe beproeving. Het begint met de bouw van Rama door Baësa, de koning van Israël (2Kr 16:1). Rama moet een scheidingsstad tussen de broedervolken worden. Baësa, de koning van het tienstammenrijk, wil voorkomen dat zijn onderdanen overlopen naar het rijk van Asa. Hij is het beeld van de naamchristen die elke activiteit die gericht is op het dienen van God in de kiem wil smoren omdat hij door zulke activiteiten zijn eigen gezag en invloed verliest.

Asa zoekt hierover niet het aangezicht van de HEERE, maar zoekt zijn steun bij Benhadad, de koning van Syrië (2Kr 16:2-3). Deze steun koopt hij en het geld ervoor haalt hij uit de schatkamers van het huis van de HEERE. Daarmee maakt hij in één klap zijn eigen toewijding (2Kr 15:18) en de van de HEERE verkregen zegen (2Kr 14:13-14) ongedaan.

Zijn tactiek lijkt succes te hebben. Benhadad keert zich nu tegen Israël en neemt daarvan steden in bezit (2Kr 16:4), wat er vervolgens toe leidt dat Baësa zijn bouwactiviteiten staakt (2Kr 16:5). Asa verovert gebied en gebruikt de materialen van Baësa om zijn eigen steden te versterken (2Kr 16:6). Maar de schatten die hij uit het huis van de HEERE heeft gehaald en heeft weggegeven, krijgt hij niet terug!

Zo kan het gebeuren dat dingen van de wereld ingang krijgen in de gemeente en dat de leden van de gemeente dat zien als een bewijs van zegen. De geestelijke rijkdom gaat in deze activiteiten echter verloren. Het begin van de zonde is als het binnenstromen van het water door een gat in de dijk: naarmate het water door het gat stroomt, wordt het gat groter en de stroom steeds sterker. We zien dat bij Asa in de volgende verzen. Asa verwerpt de profeet die naar hem toe komt en hij verwerpt ook hen die het met de profeet eens zijn (2Kr 16:10). Ten slotte zoekt hij in zijn ziekte niet de HEERE, maar de geneesheren (2Kr 16:12).

In de laatste vermelding over koning Asa die we in het Oude Testament hebben (Jr 41:9), lezen we wat het begin van zijn afwijking is geweest. We lezen daar over een put “die koning Asa had gemaakt vanwege Baësa, de koning van Israël”. In andere vertalingen staat dat hij deze put heeft gemaakt “uit vrees voor Baësa” (de Engelse Darby vertaling en de Duitse Elberfelder vertaling). Asa heeft een soort schuilkelder gemaakt omdat hij bang is voor Baësa. “Mensenvrees legt [iemand] een valstrik” (Sp 29:25) en in deze valstrik is Asa terechtgekomen.

Copyright information for DutKingComments