‏ 2 Chronicles 36:23

Terugkeer naar Jeruzalem

Aan het einde van dit boek licht in deze verzen een straal van hoop op van de terugkeer van een overblijfsel. In de Hebreeuwse Bijbel is Kronieken het laatste boek van het Oude Testament. Het Hebreeuwse Oude Testament sluit af met dit woord van hoop, de verwachting van herstel. Als deze verzen zouden ontbreken, zou de lezer aan het einde van het boek door een gevoel van wanhoop kunnen worden overvallen.

Deze twee verzen tonen aan dat het laatste woord niet het oordeel van God is, maar dat er na het oordeel een nieuw begin gloort. Ze beschrijven het begin van de vervulling van de belofte in 2Kr 36:21. Een opwekking of herstel is altijd het werk van God. Daarom lezen we dat Híj de geest van Kores opwekt. Dat doet Hij al direct bij aanvang van diens regering, “in het eerste jaar”. Zodra de periode van zeventig jaar voorbij is, gaat de HEERE meteen aan het werk om Zijn belofte, die Hij bij monde van Jeremia heeft gedaan, in te lossen.

De naam van Kores is al honderdzestig jaar eerder door de HEERE genoemd (Js 44:28). God brengt door hem, die “Zijn gezalfde” wordt genoemd (Js 45:1), het oordeel over Babel (in oktober 539 v.Chr.). Kores erkent dat hij Gods dienaar is en dat hij zijn heerschappij over alle koninkrijken aan “de HEERE, de God van de hemel”, te danken heeft (2Kr 36:23). Hij erkent ook dat God hem heeft opgedragen “een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt”. Het huis moet voor Hem gebouwd worden en niet voor de Joden.

Gods huis vandaag, de gemeente, is ook geen huis waar mensen de dienst uitmaken, maar God Zelf. De gemeente moet er niet naar streven om interessant en nuttig te worden gevonden door de buitenwereld. De gemeente moet zich niet aantrekkelijk maken voor de wereld, maar voor haar bruidegom, Christus. In de plaatselijke gemeente klinkt tegenwoordig steeds meer de vraag: Hoe komen de mensen het meest tot hun recht? De enige vraag die ertoe doet, is echter: Hoe komt God tot Zijn recht?

Kores doet twee dingen. In de eerste plaats geeft hij ieder die tot Gods volk behoort, wie dan ook, de vrijheid om naar Jeruzalem op te trekken en Gods huis te bouwen. In de tweede plaats wenst hij ieder die optrekt het gezelschap van “de HEERE, zijn God” op zijn weg toe. Het eerste is een oproep op een manier dat het geweten van ieder die belijdt tot Gods volk te behoren, erdoor wordt geoefend. Niemand wordt gedwongen om te gaan. Het tweede betekent dat ieder die optrekt dat niet in eigen kracht kan of hoeft te doen, maar dat de HEERE meegaat.

Geestelijk gaat dit woord voor ons nu in vervulling. Ieder die belijdt tot de gemeente van God te behoren, mag terugkeren naar de beginselen die Gods Woord ons aangeeft over de gemeente. In de praktijk zal dat alleen gebeuren door hen die in hun geweten zijn geoefend, terwijl ze zich tegelijk realiseren dat er in henzelf geen kracht is, maar dat de Heer met hen is.

Copyright information for DutKingComments