‏ 2 Corinthians 5:1-8

Een gebouw van God

2Ko 5:1. Dit gedeelte sluit direct aan op het slot van het vorige hoofdstuk. Daar vertelt Paulus dat hij niet moedeloos wordt, hoewel zijn lichaam door het lijden uitgeput raakt. Hier vertelt hij waarom hij niet moedeloos wordt. Hij maakt in 2 Korinthiërs 4 een vergelijking tussen je leven op aarde met al zijn moeiten en dat wat je wacht als je bij de Heer bent. En wat wacht je bij de Heer? In 2Ko 5:1 staat het antwoord: “Een gebouw van God.” Daarover bestaat voor de christen geen enkele onzekerheid. Daarom zegt Paulus: “Want wij weten.” Dat sluit elke twijfel uit.

2 Korinthiërs 4 maakt duidelijk dat “onze aardse tent waarin wij wonen – dat is het lichaam dat we nu hebben –, afgebroken wordt”. Petrus spreekt ook over zijn lichaam als ‘een tent’ (2Pt 1:13-14), waarmee hij bedoelt dat het een tijdelijke woning is, een woning waarin je niet tot in eeuwigheid zult wonen. Een tent is ook een verplaatsbare woning, wat aangeeft dat de aarde niet je vaste verblijfplaats is.

Zo is het ook met je lichaam. Het lichaam dat je nu hebt, is niet het lichaam waarmee je de eeuwigheid zult doorbrengen. Daarvoor laat het te veel de sporen van de zonde zien. In Filippenzen 3 wordt het lichaam dat je nu hebt dan ook “het lichaam van onze vernedering” genoemd (Fp 3:21). God kan er niet tevreden mee zijn jou met dit lichaam bij Zich in de hemel te hebben. Nee, Hij heeft iets veel beters voor je.

Hij heeft een ‘gebouw’ voor jou dat niet door mensenhanden is gemaakt, maar dat Hijzelf heeft ontworpen en klaargemaakt. Dit gebouw is niet, zoals jouw lichaam nu, tijdelijk en verbonden met de aarde, maar het is eeuwig en verbonden met de hemel. Het hoort ook thuis in de hemel. Dit gebouw van God is het lichaam dat je zult krijgen wanneer de Heer Jezus jou en al de Zijnen komt halen.

2Ko 5:2. Ik weet niet of jij dat “zuchten” ook kent. Dat zuchten komt voort uit het ervaren van de beperkingen van je lichaam. Het is een innerlijk gevoel van verdriet, waarvoor je geen woorden hebt. Zuchten doe je als iets je terneerdrukt, als er dingen zijn die je graag anders zou willen, maar dat je geen mogelijkheden hebt om er iets aan te doen. Je hebt het nieuwe leven in je, je verlangt ernaar God te dienen, maar je voelt je daarin belemmerd. Dat komt doordat je in een wereld leeft waarin totaal geen rekening wordt gehouden met de wil van God.

Je ervaart dat, wanneer je met mensen over het evangelie spreekt. Wat een onverschilligheid en tegenstand! Ze spotten met God en vervolgen allen die voor de Heer Jezus uitkomen. Dan wil je wel van die ‘aardse tent’ verlost en met die woning uit de hemel overkleed worden.

Er is sprake van ‘overkleed worden’. Dat wil zeggen dat ons lichaam een kleed is waarover een ander kleed wordt gedaan, zodat van het kleed eronder niets meer te zien is. Met dit ‘overkleed worden’ wordt bedoeld dat onze lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus.

2Ko 5:3. Dit lijkt op het eerste gezicht een moeilijk vers, en als je het niet goed in verbinding met de verzen eromheen leest, zou je zelfs kunnen denken dat er toch nog onzekerheden zijn. Maar als 2Ko 5:2 en 2Ko 5:4 je duidelijk zijn, zul je ook dit vers wel begrijpen.

Er is in 2Ko 5:3 sprake van “bekleed” zijn en als een tegenstelling daarvan “niet naakt bevonden worden”. ‘Bekleed’ betekent hier: een letterlijk lichaam hebben. ‘Naakt’ wil zeggen: voor eigen rekening voor Gods aangezicht staan. Zo voelt Adam zich naakt voor God nadat hij heeft gezondigd, ondanks zijn schort van vijgenbladeren (Gn 3:7; 10). Die naaktheid voelt hij niet meer als God voor een bedekking van zijn naaktheid heeft gezorgd. God heeft daarvoor de huid van een dier genomen (Gn 3:21). Dat wil zeggen, dat daarvoor een dier gedood is. Adams naaktheid is bedekt op grond van de dood van een onschuldig dier.

Hieruit kun je de les leren dat je, om niet naakt bevonden te worden, bekleed moet zijn met een kleed waarvoor God Zelf heeft gezorgd. Dit kleed is de Heer Jezus. Wie naakt is voor God, wie geen bedekking heeft voor zijn zonden, zal bij de komst van de Heer Jezus niet overkleed kunnen worden. Het overkleed worden zal alleen gebeuren bij hen die ook in geestelijke zin bekleed zijn, die, zoals Romeinen 8 dat zegt, “in Christus Jezus zijn” (Rm 8:1).

Hoewel dit boek geschreven is voor gelovigen, is er misschien onder de lezers toch iemand van wie gezegd moet worden dat hij of zij ‘hoewel bekleed’ toch ‘naakt bevonden’ zou worden wanneer de Heer Jezus zou komen op het moment dat hij of zij dit leest. Ga dan niet door met lezen, maar buig eerst je knieën en belijd je zonden aan God. Hij neemt je aan als je komt, zoals je bent.

Bij oprecht berouw over je zonden mag je weten dat God je vergeeft op grond van wat de Heer Jezus heeft gedaan op het kruis. In een lied, dat ik samen met anderen vaak op straat zing, staat: ‘Hij wil nog steeds vergeven, wat je ook hebt misdreven, maar jij moet alles geven, want pas dan word je bevrijd.’ Een geweldige uitnodiging. Neem die aan!

2Ko 5:4. Alleen gelovigen zullen ‘overkleed worden’, wat betekent dat hun lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus. De betekenis is nog sterker. Als we overkleed worden, is er niet alleen niets meer van het onderkleed te zien, het is er zelfs helemaal niet meer. Het overkleed ‘verslindt’ het onderkleed, zodat er niets meer van over is. Over die verandering, waarbij het oude helemaal vervangen wordt door het nieuwe, lees je ook in 1 Korinthiërs 15 (1Ko 15:51-54).

Wat Paulus hier schrijft, wordt nog duidelijker doordat hij zegt dat hij veel liever overkleed wordt dan ontkleed. Wanneer het lichaam vergeleken wordt met een kleed, kan ontkleed worden niets anders betekenen dan sterven, wat in deze vergelijking gezien wordt als het afleggen van een kleed. Welnu, Paulus wil veel liever de komst van de Heer Jezus meemaken en bij die komst veranderd worden, dan eerst te moeten sterven, om daarna opgewekt te worden bij Zijn komst. Zo intens verlangt hij naar dat huis in de hemelen. Kun jij hem dat nazeggen?

2Ko 5:5. Wie dit heeft gedaan, ziet verlangend uit naar de komst van de Heer Jezus en naar alles wat er met die komst is verbonden. Het is allemaal door God klaargemaakt. En het mooie is dat God niet alleen alle dingen voor jou heeft klaargemaakt, maar dat Hij ook jou heeft klaargemaakt. Het bewijs daarvan is, dat Hij je de Geest als een onderpand heeft gegeven. Lees nog maar eens na wat ik eerder over het ‘onderpand’ heb geschreven (2Ko 1:22).

De Geest is ons al gegeven en Hij geeft ons moed doordat we kunnen uitzien naar het ‘gebouw van God’. De Geest is Zelf uit de hemel gekomen en zorgt ervoor dat wij ons op aarde niet thuis voelen. Maar we weten zeker dat we een ‘eeuwig huis, in de hemelen’ hebben.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:1-5.

Verwerking: Waarom verlang jij wel of niet naar de hemel?

De rechterstoel van Christus

2Ko 5:6. Na twee keer de uitspraak dat wij niet moedeloos worden (2Ko 4:1; 16), volgt hier, eveneens twee keer (2Ko 5:6; 8), de positieve kant: “Hebben wij altijd goede moed.” Die goede moed krijg je als je niet meer op de omstandigheden ziet, maar vooruit en omhoog kijkt. Kijk je vooruit, dan zie je wat je allemaal zult ontvangen bij de komst van de Heer. Kijk je omhoog, dan zie je de Heer Jezus Die jou van ogenblik tot ogenblik helpt.

Dat maakt je niet blind voor wat er om je heen gebeurt. Je beseft dat je, zolang je in je lichaam woont, niet bij de Heer woont. Dit besef bepaalt juist je leven als christen.

2Ko 5:7. Je leven wordt bepaald door dingen die je niet ziet, maar die er wel degelijk zijn. Geloof is: het met zekerheid vertrouwen op dingen die je hoopt, waarnaar je uitziet, en het is de overtuiging van dat wat je op dit moment nog niet met je eigen ogen kunt zien (Hb 11:1).

Je hebt geen geloof nodig voor wat je met je natuurlijke ogen kunt zien. Dat is er gewoon. Dat andere, waarover in de Bijbel wordt gesproken, en dat er óók gewoon is, daarvoor heb je geloof nodig. Wie niet leeft vanuit het geloof en zich laat leiden door wat hij ziet, heeft niet het recht zich christen te noemen. Geloof is een basisbeginsel voor de christen. Christen zijn en geloven – geloven in de bijbelse zin van het woord – horen onlosmakelijk bij elkaar.

2Ko 5:8. We zijn nog niet bij de Heer en hebben nog ons aardse lichaam. Hoewel we nog niet bij de Heer zijn, ontbreekt het ons niet aan goede moed omdat we de Heer bij ons hebben. Toch geven we er de voorkeur aan ons verblijf in het lichaam te verlaten en naar de Heer te gaan. “Het lichaam verlaten” gebeurt bij het sterven. Dit moet wel onderscheiden worden van ‘overkleed worden’, waarover je in 2Ko 5:4 hebt gelezen. Dit laatste slaat op de opname van de gemeente. Wie in het geloof sterft, is na zijn sterven direct in de hemel, in het paradijs bij de Heer Jezus. Zo iemand heeft geen last meer van zijn zondige natuur en heeft ook geen last meer van vijandschap. Hij is volmaakt gelukkig.

In Filippenzen 1 spreekt Paulus persoonlijk uit dat hij ernaar verlangt om heen te gaan en met Christus te zijn (Fp 1:23). Hij noemt het daar “verreweg het beste”. Maar hij voegt er ook aan toe dat hij nog een taak op aarde had. Daarom liet de Heer hem nog hier. Dat geldt ook voor jou. Ik hoop dat je, hoewel je jong bent en misschien nog veel idealen hebt, toch liever bij de Heer wilt inwonen. Dat het nog niet zover is, is omdat de Heer je nog wil gebruiken in Zijn dienst. Dat is een groot voorrecht.

2Ko 5:9. Maak er een erezaak van om in alle opzichten zó te spreken en te handelen, dat de Heer het fijn vindt om naar je te kijken. Als je zo ingesteld bent en als dit inderdaad het doel van je leven is, zal het voor jou niet veel uitmaken of je “inwonend”, dat is in je lichaam op aarde, of “uitwonend”, dat is bij de Heer, bent. Waar je ook bent, je wilt de Heer Jezus blij maken door in alles naar Zijn wil te vragen en voor Hem te leven.

2Ko 5:10. Misschien vraag je je af hoe je uitwonend Hem welbehaaglijk kunt zijn. Er is toch geen werk meer voor de Heer te doen als je gestorven bent? Dat klopt. Maar er is nog zoiets als “de rechterstoel van Christus”. Daar wil ik je graag wat meer van vertellen, want het is belangrijk dat deze rechterstoel een onuitwisbare indruk op je maakt. Iedere christen komt ervoor te staan, jij ook. Dit moment breekt aan bij de komst van de Heer. (Even tussen haakjes: de komst van de Heer is wel iets anders dan het sterven van de gelovige. Bij zijn sterven gaat een gelovige naar de Heer Jezus toe. De komst van de Heer Jezus wil zeggen dat Hij komt om de gelovigen tot Zich te nemen.)

Het eerste wat de Heer Jezus bij Zijn komst doet, is aan het licht brengen wat in de duisternis verborgen is en de raadslagen van de harten openbaar maken (1Ko 4:5). Samen met de Heer Jezus, de Rechter, zul je terugkijken op je hele leven. Het zal misschien wel net een film zijn, waarin je alles wat je op aarde gedaan hebt, in en met je lichaam, nog een keer zult zien. Er is wel een verschil tussen toen je het deed en nu je het weer ziet. Je ziet je leven namelijk zoals de Heer Jezus het altijd al gezien heeft.

Wat Hij vooral naar voren zal laten komen, zijn de motieven waardoor jij je hebt laten leiden. Er zullen dingen zijn waarvan jij dacht dat de Heer daarover wel zeer tevreden zou zijn, maar waarvan Hij je zal laten zien dat er toch ook eigen eer mee verbonden was. Er zullen ook dingen zijn waarvan jij geen hoge pet op had, maar waarvan de Heer zegt dat Hij ze bijzonder heeft gewaardeerd. Voor de rechterstoel van Christus wordt alles in de juiste verhoudingen geplaatst en met een Goddelijke maatstaf gemeten. Daar is geen enkele oneerlijkheid in beloning, een vergissing is niet mogelijk. Iedereen krijgt waarop hij recht heeft en zal er ook zelf van overtuigd zijn dat de beloning rechtvaardig is. Er zal geen enkel protest zijn.

Als ik zó aan de rechterstoel denk, verlang ik ernaar ook op die plaats Hem welbehaaglijk te zijn, zodat Hij zal kunnen zeggen: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je Heer in” (Mt 25:21; 23). Wie er een eer in stelt om voor de Heer welbehaaglijk te leven, zal voor de rechterstoel, als zijn leven op aarde erop zit, het welbehagen van de Heer ontvangen. Er zal dan niet zoveel verschil zijn tussen hoe de Heer het zag en hoe de dienaar het heeft gezien. We zullen dan niet van de ene verrassing in de andere vallen, hoewel we ons natuurlijk altijd kunnen vergissen.

Is er iets mooiers om, ook in de gevallen waar wij ons hebben vergist, het oordeel van de Heer te horen, zodat wij ten slotte op één lijn zitten met Hem over de beoordeling van ons leven? De beloning voor wat wij voor Hem hebben gedaan, zal de Heer onder andere uitkeren in de vorm van gezag over steden in Zijn koninkrijk (Lk 19:16-19). Dit koninkrijk richt de Heer Jezus op nadat ons leven geopenbaard is.

Misschien ben je bang om voor de rechterstoel te verschijnen omdat je denkt dat je door de Rechter toch nog naar de hel zult worden verwezen. Laat je door die gedachte niet bang maken, want zo is het niet! Denk er maar aan dat de Rechter Die daar zit, jouw Heiland is Die voor jouw zonden aan het kruis is gestorven. Daar heeft God jouw zonden geoordeeld, zodat jij niet meer in Zijn oordeel komt (Jh 5:24; Rm 8:1). God is niet onrechtvaardig dat Hij de zonden twee keer zou straffen. Nee, de beoordeling van je leven heeft niet te maken met je eeuwige bestemming, maar met een beloning die je voor je aardse leven als gelovige zult ontvangen.

Misschien ben je toch een beetje bang voor de rechterstoel omdat je weet dat er een paar dingen in je leven zijn die niet welbehaaglijk zijn voor de Heer. Daar kun je wat aan doen. Belijd de Heer zonder enige reserve wat je verhindert om blij te zijn als je aan de rechterstoel van Christus denkt.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:6-10.

Verwerking: Hoe stel jij je de rechterstoel van Christus voor?

Copyright information for DutKingComments