‏ 2 Corinthians 5:4

Een gebouw van God

2Ko 5:1. Dit gedeelte sluit direct aan op het slot van het vorige hoofdstuk. Daar vertelt Paulus dat hij niet moedeloos wordt, hoewel zijn lichaam door het lijden uitgeput raakt. Hier vertelt hij waarom hij niet moedeloos wordt. Hij maakt in 2 Korinthiërs 4 een vergelijking tussen je leven op aarde met al zijn moeiten en dat wat je wacht als je bij de Heer bent. En wat wacht je bij de Heer? In 2Ko 5:1 staat het antwoord: “Een gebouw van God.” Daarover bestaat voor de christen geen enkele onzekerheid. Daarom zegt Paulus: “Want wij weten.” Dat sluit elke twijfel uit.

2 Korinthiërs 4 maakt duidelijk dat “onze aardse tent waarin wij wonen – dat is het lichaam dat we nu hebben –, afgebroken wordt”. Petrus spreekt ook over zijn lichaam als ‘een tent’ (2Pt 1:13-14), waarmee hij bedoelt dat het een tijdelijke woning is, een woning waarin je niet tot in eeuwigheid zult wonen. Een tent is ook een verplaatsbare woning, wat aangeeft dat de aarde niet je vaste verblijfplaats is.

Zo is het ook met je lichaam. Het lichaam dat je nu hebt, is niet het lichaam waarmee je de eeuwigheid zult doorbrengen. Daarvoor laat het te veel de sporen van de zonde zien. In Filippenzen 3 wordt het lichaam dat je nu hebt dan ook “het lichaam van onze vernedering” genoemd (Fp 3:21). God kan er niet tevreden mee zijn jou met dit lichaam bij Zich in de hemel te hebben. Nee, Hij heeft iets veel beters voor je.

Hij heeft een ‘gebouw’ voor jou dat niet door mensenhanden is gemaakt, maar dat Hijzelf heeft ontworpen en klaargemaakt. Dit gebouw is niet, zoals jouw lichaam nu, tijdelijk en verbonden met de aarde, maar het is eeuwig en verbonden met de hemel. Het hoort ook thuis in de hemel. Dit gebouw van God is het lichaam dat je zult krijgen wanneer de Heer Jezus jou en al de Zijnen komt halen.

2Ko 5:2. Ik weet niet of jij dat “zuchten” ook kent. Dat zuchten komt voort uit het ervaren van de beperkingen van je lichaam. Het is een innerlijk gevoel van verdriet, waarvoor je geen woorden hebt. Zuchten doe je als iets je terneerdrukt, als er dingen zijn die je graag anders zou willen, maar dat je geen mogelijkheden hebt om er iets aan te doen. Je hebt het nieuwe leven in je, je verlangt ernaar God te dienen, maar je voelt je daarin belemmerd. Dat komt doordat je in een wereld leeft waarin totaal geen rekening wordt gehouden met de wil van God.

Je ervaart dat, wanneer je met mensen over het evangelie spreekt. Wat een onverschilligheid en tegenstand! Ze spotten met God en vervolgen allen die voor de Heer Jezus uitkomen. Dan wil je wel van die ‘aardse tent’ verlost en met die woning uit de hemel overkleed worden.

Er is sprake van ‘overkleed worden’. Dat wil zeggen dat ons lichaam een kleed is waarover een ander kleed wordt gedaan, zodat van het kleed eronder niets meer te zien is. Met dit ‘overkleed worden’ wordt bedoeld dat onze lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus.

2Ko 5:3. Dit lijkt op het eerste gezicht een moeilijk vers, en als je het niet goed in verbinding met de verzen eromheen leest, zou je zelfs kunnen denken dat er toch nog onzekerheden zijn. Maar als 2Ko 5:2 en 2Ko 5:4 je duidelijk zijn, zul je ook dit vers wel begrijpen.

Er is in 2Ko 5:3 sprake van “bekleed” zijn en als een tegenstelling daarvan “niet naakt bevonden worden”. ‘Bekleed’ betekent hier: een letterlijk lichaam hebben. ‘Naakt’ wil zeggen: voor eigen rekening voor Gods aangezicht staan. Zo voelt Adam zich naakt voor God nadat hij heeft gezondigd, ondanks zijn schort van vijgenbladeren (Gn 3:7; 10). Die naaktheid voelt hij niet meer als God voor een bedekking van zijn naaktheid heeft gezorgd. God heeft daarvoor de huid van een dier genomen (Gn 3:21). Dat wil zeggen, dat daarvoor een dier gedood is. Adams naaktheid is bedekt op grond van de dood van een onschuldig dier.

Hieruit kun je de les leren dat je, om niet naakt bevonden te worden, bekleed moet zijn met een kleed waarvoor God Zelf heeft gezorgd. Dit kleed is de Heer Jezus. Wie naakt is voor God, wie geen bedekking heeft voor zijn zonden, zal bij de komst van de Heer Jezus niet overkleed kunnen worden. Het overkleed worden zal alleen gebeuren bij hen die ook in geestelijke zin bekleed zijn, die, zoals Romeinen 8 dat zegt, “in Christus Jezus zijn” (Rm 8:1).

Hoewel dit boek geschreven is voor gelovigen, is er misschien onder de lezers toch iemand van wie gezegd moet worden dat hij of zij ‘hoewel bekleed’ toch ‘naakt bevonden’ zou worden wanneer de Heer Jezus zou komen op het moment dat hij of zij dit leest. Ga dan niet door met lezen, maar buig eerst je knieën en belijd je zonden aan God. Hij neemt je aan als je komt, zoals je bent.

Bij oprecht berouw over je zonden mag je weten dat God je vergeeft op grond van wat de Heer Jezus heeft gedaan op het kruis. In een lied, dat ik samen met anderen vaak op straat zing, staat: ‘Hij wil nog steeds vergeven, wat je ook hebt misdreven, maar jij moet alles geven, want pas dan word je bevrijd.’ Een geweldige uitnodiging. Neem die aan!

2Ko 5:4. Alleen gelovigen zullen ‘overkleed worden’, wat betekent dat hun lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus. De betekenis is nog sterker. Als we overkleed worden, is er niet alleen niets meer van het onderkleed te zien, het is er zelfs helemaal niet meer. Het overkleed ‘verslindt’ het onderkleed, zodat er niets meer van over is. Over die verandering, waarbij het oude helemaal vervangen wordt door het nieuwe, lees je ook in 1 Korinthiërs 15 (1Ko 15:51-54).

Wat Paulus hier schrijft, wordt nog duidelijker doordat hij zegt dat hij veel liever overkleed wordt dan ontkleed. Wanneer het lichaam vergeleken wordt met een kleed, kan ontkleed worden niets anders betekenen dan sterven, wat in deze vergelijking gezien wordt als het afleggen van een kleed. Welnu, Paulus wil veel liever de komst van de Heer Jezus meemaken en bij die komst veranderd worden, dan eerst te moeten sterven, om daarna opgewekt te worden bij Zijn komst. Zo intens verlangt hij naar dat huis in de hemelen. Kun jij hem dat nazeggen?

2Ko 5:5. Wie dit heeft gedaan, ziet verlangend uit naar de komst van de Heer Jezus en naar alles wat er met die komst is verbonden. Het is allemaal door God klaargemaakt. En het mooie is dat God niet alleen alle dingen voor jou heeft klaargemaakt, maar dat Hij ook jou heeft klaargemaakt. Het bewijs daarvan is, dat Hij je de Geest als een onderpand heeft gegeven. Lees nog maar eens na wat ik eerder over het ‘onderpand’ heb geschreven (2Ko 1:22).

De Geest is ons al gegeven en Hij geeft ons moed doordat we kunnen uitzien naar het ‘gebouw van God’. De Geest is Zelf uit de hemel gekomen en zorgt ervoor dat wij ons op aarde niet thuis voelen. Maar we weten zeker dat we een ‘eeuwig huis, in de hemelen’ hebben.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:1-5.

Verwerking: Waarom verlang jij wel of niet naar de hemel?

Copyright information for DutKingComments