2 Samuel 16:16-17

Husai meldt zich bij Absalom

Zoals David hem gevraagd heeft (2Sm 15:32-37), is Husai naar Jeruzalem gegaan om daar de tegenspeler van Achitofel te zijn. Als hij daar is aangekomen, meldt hij zich bij Absalom. Hij doorbreekt meteen alle eventuele argwaan door twee keer tegen Absalom “leve de koning” te zeggen. Dat zal hij ongetwijfeld voor David bedoelen, maar het strooit Absalom zand in de ogen.

Absalom is er zeer verbaasd over dat Husai naar hem lijkt te zijn overgelopen. Toch is hij niet argwanend. Hij weet dat Husai een vriend van zijn vader David is en vraagt hem of dit nu zijn goedertierenheid tegenover zijn vriend is. Maakt het zijn overlopen niet veel erger dat hij zijn vriend, die zo goed voor hem is geweest, nu in de steek laat en partij kiest voor zijn tegenstander?

Het antwoord dat Husai daarop geeft, is net zo min een leugen als zijn uitspraak ‘leve de koning’. Als hij spreekt over “hem die de HEERE verkiest”, is en blijft dat voor hem David. Heel handig verbindt Husai zijn liefde voor David met zijn overlopen naar diens zoon. Absalom is immers de zoon van zijn vriend? Wat ligt er dan meer voor de hand dan die zoon te dienen die de macht van zijn vader heeft overgenomen? Absalom heeft verder geen vragen meer over de komst van Husai. Hij voelt zich zeer gesterkt door het feit dat hij nu twee raadgevers heeft.

Copyright information for DutKingComments