Acts 16:27-34
Bekering van de gevangenbewaarder
Door de aardbeving is ook de gevangenbewaarder wakker geworden. Als hij ziet dat de deuren openstaan, kan hij geen andere conclusie trekken dan dat alle gevangenen zijn gevlucht. Het is zijn werk hen te bewaken en daarin voelt hij gefaald te hebben. Hij wil de hand aan zichzelf slaan, maar God komt tussenbeide en laat aan hem de behoudenis verkondigen. Als de man op het punt staat zichzelf te doden, klinkt de stem van Paulus in de duisternis. Paulus kan niet gezien hebben dat de man zelfmoord wil plegen. Het is pikdonker en hij is in de binnenste gevangenis. God maakt hem de situatie duidelijk. Zijn woorden “wij zijn allen hier”, getuigen van hetzelfde. De God Die de boeien heeft losgemaakt, verhindert ook dat er ook maar één gevangene ontsnapt. Niemand kan Hem weerstaan en ontkomen. Zo zullen alle zondaars in de hel daar tot in alle eeuwigheid door Gods macht worden vastgehouden. De woorden van Paulus weerhouden de man ervan de hand aan zichzelf te slaan. Dat betekent dat hij Paulus gelooft. Hij wil naar Paulus toe, maar daarvoor heeft hij licht nodig. Dat krijgt hij en dan springt hij naar binnen en valt bevend voor Paulus en Silas neer. We lezen niet dat de aardbeving de gevangenbewaarder heeft doen beven, maar wel de stem van Paulus die vanuit het stikdonker tot hem is gekomen. Hij moet dat als de stem van God hebben ervaren, de God voor Wie de duisternis licht is als de dag (Ps 139:12). Genade werkt voor de overtuigde zondaar verpletterend. Tegelijk werkt genade ook de vraag naar behoudenis. Met die vraag richt de gevangenbewaarder zich tot Paulus en Silas, die hij nu met “heren” aanspreekt en daarmee als zijn meerderen erkent. Hij vraagt naar de weg van behoudenis. Mogelijk heeft hij daar eerder van gehoord. Hij zal daar toen om hebben gelachen, maar nu in zijn nood vraagt hij daarnaar. Zo werkt God altijd in de bekering van zondaars. In de vraag van de gevangenbewaarder “wat moet ik doen om behouden te worden?”, ligt de gedachte dat hij denkt dat hij iets moet doen voor zijn behoudenis. Maar om behouden te worden hoeft niemand iets te doen, het is zelfs onmogelijk om er zelf iets aan te doen. Hij krijgt dan ook geen opdracht om bepaalde werken te doen. Paulus stelt hem de enige weg voor waardoor iemand behouden kan worden en dat is geloof in de Heer Jezus. Het gaat erom dat hij zijn vertrouwen stelt op de Heer Jezus. Hij moet zijn anker uitwerpen in Hem. Dat is geen prestatie, maar noodzaak. Geloof is net zomin een prestatie als het een prestatie is dat iemand in doodsnood de reddingsboei grijpt die hem wordt toegeworpen. Paulus spreekt niet alleen over de behoudenis van de gevangenbewaarder, maar ook over de behoudenis van diens huis. Behoudenis wil zeggen dat er een radicale scheiding is gekomen met de wereld. Zoals we al bij Lydia hebben gezien, is het de normale orde dat waar het hoofd tot geloof komt, God de behoudenis ook uitstrekt tot de huisgenoten (Hd 16:15). Het huis waar het licht van het evangelie is ontstoken, is niet meer op het terrein van de wereld, maar op het terrein waar de Heilige Geest werkt en het Woord door Hem wordt gesproken. De orde in dat huis is Zijn orde. Na als de kern van de behoudenis het geloof in de Heer Jezus te hebben gegeven spreken Paulus en Silas “het Woord van de Heer” tot hem en tot allen die met hem in zijn huis zijn. Wie tot geloof is gekomen, heeft zijn leven onder het gezag van de Heer geplaatst. Die Heer maakt door Zijn Woord – ‘het Woord van de Heer’ – duidelijk hoe Hij gediend wil worden. Paulus en Silas geven daar nader onderwijs over. De gevangenbewaarder geeft blijk van zijn bekering door Paulus en Silas in dat uur van de nacht bij zich te nemen. Van slapen komt niets meer, daar is ook helemaal geen behoefte aan. Hier is een man die innerlijk een grote verandering heeft ondergaan en daar ook uiterlijk de bewijzen van geeft. Hij neemt zijn voormalige gevangenen, van wie hij nu een broeder is geworden, op in zijn huis en verzorgt hen door hun striemen af te wassen. Direct na de goede zorgen wordt hij gedoopt, hij en al de zijnen. In Filippi is in nog een huis het licht gaan schijnen nadat het al in dat van Lydia is ontstoken. De gevangenbewaarder verheugt zich in het geloof, nadat hij eerst de droefheid over zijn ellende heeft gekend en het evangelie van zijn behoudenis heeft gehoord en aangenomen. Lydia was al een Godvrezende vrouw (Hd 16:14), maar die toch nog behouden moest worden, evenals we dat bij Cornelius hebben gezien (Hd 10:1-2; Hd 11:14). De gevangenbewaarder was een goddeloze man. Ook hij had behoudenis nodig. Goede en slechte mensen hebben beiden de behoudenis nodig.
Copyright information for
DutKingComments