Acts 21:29

Paulus gegrepen in de tempel

Paulus brengt de zeven dagen van de reiniging in de tempel door. Als die periode bijna is afgelopen en hij bijna aan het offeren toe is, loopt het alsnog mis. Joden uit Asia, waar Paulus zo lang heeft gewerkt, met name in Efeze, waardoor velen hem kennen en hem hebben tegengewerkt, herkennen hem. Zij zijn ook in Jeruzalem aanwezig om het Pinksterfeest te vieren. Als ze hem zien, brengen ze de menigte in opschudding. Ze grijpen hun kans en ook Paulus. Terwijl Paulus door zijn handelwijze juist heeft willen aantonen dat hij een van hen is, om zo ingang bij hen te krijgen voor het evangelie, keren zij zich massaal tegen hem.

Het oproer dat hier plaatsvindt, doet denken aan het oproer in Efeze in Handelingen 19 (Hd 19:23-41). Daar gaat het om een heidense tempel, hier gaat het om Gods tempel. Daar wordt het veroorzaakt door afgodendienaars, hier wordt het veroorzaakt door Gods oude volk. In beide gevallen gebeurt het met onzuivere middelen.

Terwijl ze hem vasthouden, schreeuwen ze om de hulp van de mannen van Israël. Ze hebben de man te pakken die de vreselijkste dingen leert en doet. In de ogen van deze ongelovige Joden is Paulus een afvallige Jood. Hij predikt niet de exclusiviteit van het Jodendom en eist van de volken geen onderwerping aan de inzettingen van de wet. Hij zet de deur tot God voor de heidenen open door het evangelie aan hen te prediken, zonder ze te verplichten tot Israël toe te treden en de wet van Israël op te leggen.

Ze beschuldigen hem ervan dat geen mens, “allen”, en geen plaats, “overal”, veilig is voor zijn boze leringen. Zijn boze leringen betreffen “het volk en de wet en deze plaats”. Zijn leringen tegen ‘het volk’ blijken uit het voorbijgaan aan de exclusiviteit van het Jodendom, uit het aanbieden van de behoudenis buiten het Jodendom om. Zijn leringen tegen ‘de wet’ blijken uit het niet opleggen ervan aan de volken, maar integendeel het zeggen dat de gelovigen uit de volken vrij zijn van de wet. Zijn leringen tegen ‘deze plaats’, dat is de tempel, blijken uit zijn onderwijs over de gemeente die hij ook vergelijkt met een tempel (1Ko 3:16; Ef 2:21-22).

Ze roepen beschuldigingen die Paulus volgens Jakobus en de oudsten door zich aan de wet te onderwerpen juist zou moeten ontkrachten. Zijn vijanden doen er echter nog een schepje bovenop door eraan toe te voegen dat hij nota bene ook nog een heiden de tempel heeft binnengeloodst, niet slechts in de voorhof van de heidenen, maar in het deel waar alleen Joden mogen komen. Daardoor heeft hij de tempel ontheiligd.

Ze beperken zich daarbij niet tot één Griek in wiens gezelschap zij Paulus hebben gezien, maar spreken over Grieken die hij in de tempel zou hebben gebracht. Ze baseren hun veronderstelling of conclusie op het feit dat ze Paulus samen met zijn van oorsprong heidense vriend Trófimus in de stad hebben gezien. Het is een dwaze veronderstelling, maar hij wordt evengoed geuit. Die beschuldiging doet de vlam in de pan slaan. Er zijn veel mensen aanwezig vanwege het feest en door hun geroep ontstaat er een volksoploop.

De gemoederen raken steeds verder verhit. Paulus wordt gegrepen en buiten de tempel gesleept. Direct achter hem gaan de deuren van de tempel dicht. Uiterlijke heiligheid is alles. De tempel is in hun ogen verontreinigd en moet eerst worden gereinigd, voordat hij weer kan worden gebruikt. Mogelijk doen ze dit ook om te voorkomen dat Paulus zich losrukt en de tempel binnenvlucht om de horens van het altaar beet te pakken en zo aan zijn straf te ontkomen (Ex 21:13-14; 1Kn 2:28-29).

Copyright information for DutKingComments