‏ Acts 7:14

Verwerping en heerschappij van Jozef

De aartsvaders hebben al snel hun ware aard laten zien. Gedreven door jaloersheid verwierpen ze Jozef. Hun jaloersheid kwam voort uit de openbaring die Jozef in dromen had gekregen en die hij hun had verteld. Het ging in die dromen om zijn toekomstige verheerlijking, waarbij zij zich voor hem zouden buigen (Gn 37:5-11). Maar dat zouden ze nooit doen! Daarom zorgden ze ervoor dat er van zijn dromen niets terecht zou kunnen komen en verkochten hem naar Egypte. De parallellen tussen Jozef en de Heer Jezus zijn overduidelijk.

Alles wat Stéfanus over Jozef uit zijn geschiedenis naar voren brengt, moest zijn gehoor doen denken aan wat zij met Christus hebben gedaan. Herinnerden zij zich misschien hun dertig zilverlingen (Mt 26:15-16)? Hoezeer de broers Jozef ook verfoeiden en hem verwierpen, God was met hem. Nadat hij verworpen was, verloste God hem uit al zijn verdrukkingen en zorgde ervoor dat hij in de gunst kwam bij de farao, de koning van Egypte. Jozef openbaarde Gods wijsheid door voorstellen aan de farao te doen waardoor het land behouden zou worden.

Het gevolg was dat Jozef door de farao tot de machtigste man van Egypte werd gemaakt en zelfs het bestuur over het huis van de farao kreeg toegewezen (Gn 41:40-44; Ps 105:21). Stéfanus spreekt over “leidsman”, wat zijn gehoor opnieuw heeft moeten herinneren aan de Heer Jezus. Zo heeft Petrus Hem kortgeleden immers ook genoemd toen hij voor deze zelfde Raad stond (Hd 5:31).

De broers hadden van Gods handelen met Jozef geen weet. Maar God zorgde ervoor dat zij oog in oog met Jozef als de machtige heerser over Egypte kwamen te staan. Daarvoor gebruikte Hij een hongersnood die Hij over heel Egypte en Kanaän deed komen (Gn 41:54; Gn 42:5). Stéfanus noemt het een “grote verdrukking”, wat doet denken aan de periode waarover de Heer Jezus spreekt en waarvoor Hij dezelfde naam gebruikt (Mt 24:21; vgl. Jr 30:7). De Heer wijst daarmee vooruit naar de tijd dat het volk zwaar getuchtigd zal worden en waaruit een overblijfsel zal worden gered nadat dit overblijfsel Hem als Messias heeft erkend. Gods doel met de hongersnood was hetzelfde. Hij wilde de broers bij Jozef brengen en tot de erkenning dat hij hun redder is. Daarvoor moest een lange weg worden gegaan.

Stéfanus spreekt over “onze vaderen” die geen voedsel konden vinden. Hij verbindt zich nog steeds met zijn gehoor. Hij neemt hen verder mee in de geschiedenis van de broers en vertelt hoe zij naar Jozef worden geleid. Toen Jakob hoorde dat er in Egypte koren was, zond hij “onze vaderen voor de eerste keer daarheen” (Gn 42:1-2). Stéfanus gaat voorbij aan wat zich die eerste keer allemaal heeft afgespeeld, maar gaat direct verder met de tweede keer dat ze gaan. Bij deze tweede keer maakte Jozef zich aan zijn broers bekend (Gn 45:3-4).

Hier vinden we in de rede van Stéfanus een straal van hoop voor Israël. Ook de Heer Jezus zal een tweede keer naar Zijn volk komen en Zich dan aan hen bekendmaken. Dan zullen ze zien op Hem Die zij doorstoken hebben (Zc 12:10) en zal Hij het berouwvolle overblijfsel in de zegen brengen. Dat heeft Jozef ook met zijn broers gedaan na zijn bekendmaking aan hen. Dan zal Hij als het ware ook Zijn afkomst als waarachtig Mens aan God bekendmaken waardoor Hij mensen met Zich heeft kunnen verbinden en kan zeggen: “Zie, Ik en de kinderen die God Mij gegeven heeft” (Hb 2:13).

Na zijn bekendmaking stuurde Jozef zijn broers weg om zijn vader Jakob en al zijn verwanten op te halen. Zij mochten bij hem in Egypte wonen. Zo heeft God alles wat de broers aan kwaad hadden gedacht, ten goede gekeerd (Gn 50:20).

Maar aan die situatie kwam een einde. Jakob en “onze vaderen” stierven. Hun lichamen werden teruggebracht naar het land Kanaän en begraven in het graf dat Abraham had gekocht. Ze hadden het beloofde land nog niet gekregen, maar ze werden er wel al met het oog op de vervulling van de belofte begraven in het graf waar ook Abraham begraven was (Gn 49:29-30; Gn 50:13; Jz 24:32).

Copyright information for DutKingComments