Colossians 1:12-14
De Heer waardig wandelen
Ko 1:10. Met dit vers komen we tot de kern van de brief. Het gaat erom “de Heer waardig te wandelen”. Dat wordt niet gezegd tot een select groepje, tot superchristenen, maar tot alle christenen. Het is ook niet een formule die leidt tot de vorming van geschoolde predikers die in staat zijn hun kennis aan grote groepen mensen over te dragen. Nee, het is een opdracht die voor iedere gelovige de hoogste prioriteit behoort te hebben. Jij wordt hier opgeroepen tot een wandel in overeenstemming met de waardigheid van de Heer. Dan moet je die waardigheid wel kennen. Nou, die wordt vanaf Ko 1:16 ruim onder je aandacht gebracht.Dat Hij ‘Heer’ wordt genoemd, bepaalt je bij de positie die de Heer Jezus nu inneemt, een positie die Hij van God heeft gekregen (Hd 2:36). Behalve het kennen van Zijn waardigheid is ook van belang dat jij rekening houdt met Zijn rechten als Heer op elk aspect van je leven. Het kennen van Zijn waardigheid en het erkennen van Zijn heerschappij hebben tot gevolg dat heel je wandel een “welbehagen” voor God zal zijn. God zal in zo’n wandel het beeld van Zijn Zoon herkennen. Daar wordt Hij blij van.En moet je nu eens kijken welke andere prachtige uitwerkingen een dergelijke wandel heeft. Eerst is er sprake van “alle goed werk”. Dat kun je zien als een veelsoortige vrucht waarvan elk goed werk een bepaalde vrucht is. Die vrucht, dat goede werk, is het resultaat van je verbinding met de Heer Jezus als de ware wijnstok (Jh 15:1).Soms ben je al blij als je een keer een goed werk doet, maar daarmee is God niet tevreden. Hij geeft je alle middelen die nodig zijn om niets anders dan goed werk te verrichten. Van die middelen maak je gebruik door de vorige en de volgende verzen in je op te nemen en hun uitwerking te laten hebben in je leven. Als God je zo overvloedig van deze middelen voorziet, mag je er niet mee tevreden zijn dat je af en toe eens iets goeds doet.Evenals in Ko 1:6 volgt ook hier op het vrucht dragen de groei. Bij vrucht dragen denk je meer aan het genot van Hem voor Wie de vrucht is. Dat komt dan ook op de eerste plaats. Bij groei denk je aan leven dat zich ontwikkelt, een proces van toename, van rijp worden. Dat ziet op de gelovige.Het gaat hier niet om groeien in de kennis van God, maar om groeien door de aanwezige kennis van God. Als we toepassen in ons leven wat we van Hem kennen, zullen we groeien. Het is dan ook onzin als je hoort beweren dat het om ‘praktisch’ christendom gaat en dat kennis er niet toe doet. Zonder kennis is het helemaal niet mogelijk om in je geloof te groeien en je christen zijn in praktijk te brengen. Het is sowieso dwaasheid om te veronderstellen dat je iets in praktijk kunt brengen, zonder dat je weet hoe dat moet. Dat geldt voor het maatschappelijk leven en net zo goed voor het geestelijk leven.Ko 1:11. In de maatschappij zie je ook dat mensen die met kennis van zaken spreken, kracht uitstralen. Jouw kracht om de Heer waardig te wandelen ligt in de kennis van God. Hoe beter je God kent, des te minder gevoelig ben je voor tegenstand en allerlei dwalingen. Je bent bekrachtigd met “alle kracht”, er is kracht om elke vorm van tegenstand te overwinnen.Het is geen kracht uit een aardse, menselijke bron. Dan zou er geen garantie voor de overwinning zijn. Nee, jouw kracht komt uit de hemelse heerlijkheid, Gods heerlijkheid, de heerlijkheid van de Heer Jezus. Dat is de bron waarmee jij in verbinding bent gebracht en daartegen is niets bestand.Die kracht is niet alleen bestand tegen heftige aanvallen, hij is ook bestand tegen langdurige aanvallen. Zolang je op aarde bent, zal er tegenstand zijn. Het geweldige van die kracht is dat je daardoor ook in alles kunt volhouden! En terwijl je volhardt, blijf je geduldig en ben je zelfs blij. Dat maak je niet mee bij mensen die Christus niet kennen. Misschien hebben ze een geweldig uithoudingsvermogen en kunnen ze heel wat tegenslagen incasseren. Het geduld raakt echter een keer op, om over blijdschap maar helemaal niet te spreken.De christen die met heel zijn hart op Christus is gericht, is in staat om in plaats van vurig te verlangen van het lijden verlost te worden, het lijden met geduld en zelfs met blijdschap te verdragen (1Pt 1:6-9). Dát is het wonder van echte kracht en niet het verrichten van heldendaden in de vorm van wonderen en tekenen, zoals genezingen of duivel uitdrijvingen. Je wordt met alle kracht bekrachtigd met als norm Christus in de heerlijkheid om geduldig en verdraagzaam te zijn in een wereld waarin je leven met God verdrukking en lijden ondergaat. Er is geen duidelijker bewijs van kracht dan juist deze houding.Ko 1:12. Een wandel in die houding geeft blijdschap. Deze blijdschap richt zich op de Vader en uit zich in dank aan Hem. Hierdoor word je boven de omstandigheden uitgetild. Je gedachten worden gericht op wat de Vader met je heeft gedaan en wat Hij je heeft gegeven. Als je dat ziet, kun je gewoon niet anders dan Hem danken.Hij heeft je nu al bekwaam gemaakt om, samen met alle heiligen die tot de gemeente behoren, het erfdeel in het licht van Gods tegenwoordigheid te genieten. Dát is even wat! Er staat niet dat Hij je nog wel een keer, ergens in de toekomst, bekwaam zal maken. Er staat ook niet dat je het wel bent, maar dat je er nog in moet groeien. Dat is allemaal niet aan de orde. Je bekwaamheid is een vaststaand feit. Je hebt die gekregen door de nieuwe natuur. Je bent uit God geboren, je hebt de natuur van God gekregen en daardoor kun je in het licht van God zijn.Het erfdeel is wel iets wat in de toekomst ligt. Petrus spreekt daar ook over (1Pt 1:3-4). Het erfdeel is, wat de Heer Jezus zal bezitten als Hij over alle dingen zal regeren. Je zult dan met Hem mogen regeren. Jij erft van God als Zijn kind (Rm 8:17), dat wil zeggen dat je de erfenis van je Vader ontvangt. De Vader Die jou het recht op de erfenis heeft gegeven, heeft jou erop voorbereid om die te ontvangen en te genieten.Ko 1:13. Er moest wel wat met je gebeuren om je geschikt te maken om deel te krijgen aan dat erfdeel! Je behoorde namelijk eerst helemaal niet bij het licht, maar bij het tegenovergestelde, de duisternis. Je was in de macht ervan, de duisternis hield je gevangen. De vorst van de duisternis, de satan, was je baas. Wie in de duisternis zit, mist elk spoortje licht. Er is geen enkele oriëntatie waar je bent en waar je heen gaat.Hoe groot de duisternis is, is gebleken toen de Heer Jezus kwam als het licht. Maar de duisternis bleef (Jh 1:5) omdat de mensen de duisternis liever hadden dan het licht (Jh 3:19). De macht van de duisternis over de mens is het duidelijkst gebleken toen mensen de Heer Jezus gevangennamen en doodden (Lk 22:53). Maar de genade van God is groter. De Heer Jezus heeft de macht van de duisternis overwonnen. Hij is opgestaan uit de doden. Als resultaat daarvan heeft Hij, Die gezegd heeft “uit duisternis zal licht schijnen”, ook geschenen in jouw hart en je gered uit die macht (2Ko 4:6).Daarbij is het niet gebleven. Nadat Hij je gered heeft, ben je niet in een soort niemandsland terechtgekomen. De Vader heeft je ook niet teruggeplaatst in een hersteld paradijs. Het is veel heerlijker: Hij heeft je overgebracht “in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde”. In dat rijk is de Zoon het middelpunt. De atmosfeer van dat rijk is de liefde van de Vader voor de Zoon.Als je aan een koninkrijk denkt, denk je aan heerschappij en onderwerping. Dat is hier ook zo, maar het is alles ingebed in de liefde van de Vader voor de Zoon. Het is niet ‘slechts’ een atmosfeer, het gaat om Goddelijke Personen. Je bent nu al in verbinding gebracht met de Vader en de Zoon en Hun liefde omsluit nu ook jou. Ik weet niet of er iets denkbaar is wat groter is.Lees nog eens Kolossenzen 1:10-13.Verwerking: Ga na welke zegeningen Paulus hier allemaal heeft opgenoemd. Dank de Vader voor elke zegen.De heerlijkheid van de Zoon
Ko 1:14. Alle voorgaande zegeningen zijn mogelijk gemaakt door de Heer Jezus. Je kon alleen uit de macht van de duisternis gered worden door “verlossing”. Verlossing is niet alleen een daad van macht. Verlossing kon alleen gebeuren door het betalen van een losprijs. De Heer Jezus heeft aan het kruis met Zijn bloed voor jouw verlossing betaald (1Pt 1:18). Hij gaf Zijn leven (Mt 20:28). Hierdoor ben je Zijn eigendom geworden (1Ko 6:20). Alles wat we nu nog met ons leven voor onszelf doen, stelen we van Hem, want wij zijn helemaal van Hem.Er is nog een geweldig gevolg van de prijs die Hij betaalde en dat is “de vergeving van de zonden”. Al jouw zonden zijn vergeven! Ben je je dat misschien nog niet bewust? Je bent vrij, maar je hebt het gevoel dat er toch nog een schuldenlast op je drukt. Je mag vrij zijn en toch ga je nog zuchtend je weg? Wees gerust – ook dat probleem is door het bloed van de Heer Jezus volkomen opgelost. Je zonden zijn vergeven, ze zijn weg, voor eeuwig verdwenen van voor Gods aangezicht. Hij ziet ze niet meer en gedenkt ze niet meer. Twijfel je daar nog wel eens aan? Luister dan naar het getuigenis van de Schrift: “En het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1Jh 1:7b).Verlossing en vergeving zijn door God gegeven en door Christus bewerkt. Hierdoor kan elke lastige vraag die bij je kan opkomen of die jou kan worden gesteld, afdoende beantwoord worden. Ik denk dan aan mensen die jou het recht op het erfdeel willen betwisten. Of dat je misschien jezelf onbekwaam acht om de zegen ervan te genieten. Je mag het zeggen, in nederigheid, maar toch ook blijmoedig en met zekerheid, dat je verlost bent en vergeving van je zonden hebt ontvangen.Je bent in staat om je ten volle met ‘de Zoon van Zijn liefde’ bezig te houden. Als je de Vader aan het danken bent, kom je automatisch bij de Zoon (Jh 5:23). Je zou kunnen zeggen dat de Vader de bron van alle zegen is en dat de Zoon het kanaal is waardoor alle zegen tot je komt. De Zoon heeft alle plannen uitgevoerd, ten koste van Zichzelf. Het gaat hier om lofprijzing. Dank de Vader, Die de bron van alle zegen is. Dank de Zoon van Zijn liefde, door Wie alle zegen naar je toe komt.Ko 1:15. En Wie is die Zoon van Zijn liefde, Die deze zegeningen voor ons heeft opengesteld? De apostel gaat de Heer Jezus hierna voorstellen, niet alleen om je hart te verkwikken, maar om het te vullen, zodat er voor niets anders meer plaats is. Hij vertelt achtereenvolgens 1. Wie Christus is in Zichzelf, 2. Wie Hij is in de werken die Hij heeft volbracht en 3. Wie Hij is in de Zijnen. “Hij is het Beeld van … God”, dat betekent de vertegenwoordiger, de representant, van God. Hij alleen kan dat zijn omdat Hij Zelf God is. Het houdt de volkomen gelijkheid van de Zoon met de Vader in, in Zijn Wezen, Zijn natuur en Zijn bestaan als de Eeuwige (Jh 14:9; Jh 1:18). Alleen door Hem kunnen we God, Die ‘onzichtbaar’ is, zien en leren kennen.Hij is ook “[de] Eerstgeborene van [de] hele schepping” (vgl. Rm 8:29; Hb 1:6; Op 1:5). Dat wil niet zeggen dat Hij van alle mensen het eerst geboren is. Het duidt de boven allen verheven plaats van de Zoon aan. Het geeft de rangorde aan. De Heer Jezus is geen schepsel. Hij is niet de ‘eerstgeschapene’. Hij gaat al het geschapene te boven. Hij is namelijk de Schepper. Hij is de Eerstgeborene omdat Hij alle dingen geschapen heeft. Als de Schepper intreedt in Zijn eigen schepping door als Mens geboren te worden, kan het niet anders of Hij moet de Eerstgeborene zijn. Hij is het Hoofd van de schepping.Ko 1:16. Van de drie personen van de Godheid wordt de schepping altijd aan de Zoon toegeschreven (Jh 1:3; Hb 1:1-2). Alles wat er is in de hemelen en op de aarde, dat is in het heelal, zowel in zijn zichtbare als in zijn onzichtbare vorm, dankt zijn bestaan aan Hem.De tronen, heerschappijen, overheden en machten lijken aanduidingen te zijn voor verschillende engelenmachten (Ef 6:12; 1Pt 3:22). Hoe indrukwekkend die engelenwereld ook mag zijn, de heerlijkheid van de Zoon Die hen geschapen heeft, is oneindig veel groter. De hele engelenwereld wordt opgeroepen Hem te aanbidden en staat Hem ten dienste (Hb 1:6-7).Hij heeft hen geschapen in de kracht die Hem eigen is, “in Hem”, Hij heeft het persoonlijk gedaan, “door Hem”, en Hij heeft het tot Zijn eigen eer gedaan, “tot Hem”. Hij is de oorsprong, de werkzame kracht en het doel van de schepping. Dit sluit elke aanbidding van iets of iemand anders uit.Ko 1:17. De woorden “Hij is vóór alle dingen” brengen tot uitdrukking dat Hij de eeuwige Zoon is, de eeuwig Zijnde, Hij is van vóór de schepping. Hij heeft een eeuwig voorbestaan. Hij staat buiten de schepping, Hij maakt er geen deel van uit, Hij is Zelf geen schepsel. Dat laat Hij ook zien door alles door Zijn eigen kracht te bewaren (Hb 1:3). Hij heeft alles niet alleen doen ontstaan, maar ook het huidig bestaan is aan Hem te danken. Planeten beschrijven hun voorgeschreven baan alleen omdat Hij hun die gewezen heeft en hen daarin houdt. Zou Hij Zijn hand één ogenblik terugtrekken, dan was het afgelopen met de wereld.Ko 1:18. Na Zijn heerlijkheid als Hoofd van de schepping spreekt Paulus in dit vers over een tweede hoofdschap van de Heer Jezus. Je zou kunnen zeggen dat, zoals Hij Hoofd is van de eerste of oude schepping, Hij ook Hoofd is van de nieuwe schepping. ‘Hoofd’ staat voor gezag en heerschappij en ook voor leven en groei. Dat geldt ook voor de nieuwe schepping, voor de gemeente. Die dankt haar bestaan aan Hem. Hij is het begin, de oorsprong ervan (Op 3:14). Hij is in absolute zin het begin van alles, terwijl en omdat Hij Zelf zonder begin is.Er is wel een groot verschil tussen de wijze waarop de eerste schepping tot stand is gekomen en de wijze waarop de tweede is ontstaan. De eerste is ontstaan door het woord van Zijn macht (Gn 1:4; 6; 9; 11; 14; 20; 24; Ps 33:6; 9). Om Hoofd van de nieuwe schepping te worden, moest Hij Mens worden en in de dood gaan, om daaruit weer op te staan.De opstanding van de Heer Jezus is het nieuwe begin voor God. Daardoor is de gemeente, hier als lichaam aangeduid, ontstaan. Je kunt het vergelijken met de manier waarop Eva uit Adam werd gevormd. God legde Adam in een doodsslaap. Tijdens die doodsslaap nam God een rib uit zijn lichaam en bouwde die tot een vrouw. Toen Adam haar zag, zei hij: “Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees!” (Gn 2:21-23). Paulus past dit toe op Christus en de gemeente (Ef 5:30). De gemeente is het lichaam van Christus en Christus is het Hoofd ervan. Hij bestuurt het lichaam en geeft het wat het nodig heeft.De Heer Jezus heeft niet alleen de eerste plaats in de eerste of de oude schepping; ook in de nieuwe schepping is Hij Hoofd en Eerstgeborene. In de nieuwe schepping is Hij “[de] Eerstgeborene uit de doden”. Dat wil niet zeggen dat Hij de eerste is Die uit de doden opstond. Er zijn al eerder mensen uit de doden opgestaan, maar ook hier is Hij de Eerstgeborene omdat Hij de voorrang heeft boven ieder ander die uit de doden is opgestaan of nog zal opstaan.Hij is de Eerste omdat Hij bij Zijn opstanding levend is geworden tot in alle eeuwigheid (Op 1:18). Hij is door de opstanding in een andere wereld binnengegaan. Door dat te doen heeft Hij die wereld ook voor anderen geopend. Zijn opstanding zal worden gevolgd door de opstanding van allen die in Hem geloven. Het bijzondere van deze positie is, dat Hij door Zijn opstanding “in alle dingen de eerste plaats” inneemt als Mens.Als God heeft Hij de heerlijkheid van de Schepper, maar Hij is Mens geworden om als Mens in de dood te kunnen gaan. Als Mens is Hij opgestaan uit de dood en als Mens is Hij naar de hemel gegaan. Hij is Mens geworden om het tot in eeuwigheid te blijven. Dat maakt Zijn heerlijkheid niet minder, het maakt die juist groter.Ko 1:19. Dat blijkt wel uit de woorden van dit vers: “Want het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen.” In de Heer Jezus – want Hij is die ‘Hem’ – woont de drie-enige God met vreugde. Dat was zo toen Hij op aarde kwam, toen Hij Gods werk deed, en ook toen Hij daarna naar de hemel terugkeerde. God Zelf is in al Zijn Volheid, zonder enige beperking, in de Persoon van Christus geopenbaard. In Hem is de drie-enige God betrokken bij het nieuwe begin. Hoe groot is Zijn heerlijkheid!Lees nog eens Kolossenzen 1:14-19.Verwerking: Welke heerlijkheden van de Heer Jezus heb je in dit gedeelte ontdekt?
Copyright information for
DutKingComments