Colossians 1:23-25

Verzoening en bediening

Je hebt in de voorgaande verzen gezien dat de heerlijkheid van de Zoon in twee soorten hoofdschap is voorgesteld:

1. Zijn hoofdschap over de schepping en

2. Zijn hoofdschap in de opstanding.

Je krijgt nog meer heerlijkheden te zien die ook in verbinding staan met de oude schepping enerzijds en met de nieuwe schepping of opstanding anderzijds.

Zo zijn er ook twee verzoeningen:

1. één van de schepping en

2. één van de heiligen (gelovigen) die de gemeente vormen (Ko 1:20-22).

Er zijn ook twee bedieningen die uit Hem voortkomen:

1. de bediening van het evangelie dat gepredikt wordt in de hele schepping en

2. de bediening van de gemeente (Ko 1:23-25).

Ko 1:20. Eerst lezen we over de verzoening van alle dingen ofwel van de schepping. Verzoening is het tot stand brengen van een verhouding van vrede waar eerst vijandschap was (Rm 5:10). Door de zonde is er vijandschap ontstaan tussen de mens en God. In zijn zonde heeft de mens de schepping met zich meegesleept. De schepping staat nu nog onder de heerschappij van de satan (Jh 12:31).

Door Zijn werk op het kruis heeft de Heer Jezus satans macht verbroken. De zonde zal van de wereld worden weggenomen op grond van dat eens voor altijd volbrachte werk (Jh 1:29; Hb 9:26). Het volle resultaat van het werk van Christus zullen we zien als Hij Zijn heerschappij openlijk zal uitoefenen. Voor God en voor het geloof heeft Hij die heerschappij nu al (Mt 28:18; Hb 2:8-9).

Nu alles is weggenomen wat storing veroorzaakte, kan er vrede komen. Die vrede is gemaakt op het kruis en zal in het vrederijk en in de eeuwigheid genoten worden. Het wordt de verademing van alles wat nu zucht (Rm 8:22) onder de boze, verderf bewerkende macht van de zonde onder de regie van de satan.

De vrede is gebaseerd op “het bloed van Zijn kruis”, dat is het kruis van Christus. Op het kruis stortte de Heer Jezus Zijn bloed. Omdat dit het bloed van het vlekkeloze en onbesmette Lam is, door Petrus “kostbaar bloed” genoemd (1Pt 1:19), is deze basis onaantastbaar en behoudt eeuwig zijn waarde. Je kunt het zo zeggen: de basis van de verzoening is gelegd door het bloed van de Heer Jezus, de verzoening van de dingen op aarde en in de hemel met God is nog toekomstig.

Met de verzoening van alle dingen wordt natuurlijk niet de verzoening van onbekeerde mensen bedoeld, ook niet van de satan en zijn demonen. Zij worden niet verzoend, maar onderworpen aan Christus (Fp 2:10). Het gaat om de “dingen” op de aarde en in de hemelen, de stoffelijke wereld. De leer van de alverzoening is een ernstige dwaalleer en leugen van de satan. [Zie het boekje Verzoening, de dwaling van de ‘algemene verzoening’ en de dwaalleer van de ‘alverzoening’ weerlegd op https://www.oudesporen.nl/artikelen.php?id=1796.]

Ko 1:21. De verzoening van alle dingen laat nog even op zich wachten. Wel zijn er mensen die al verzoend zijn, waartoe ook jij behoort. Prijs de Heer daarvoor! Jij hebt in het geloof je hand gelegd op het bloed van Christus als ook voor jouw zonden gestort. Voordat je geloofde, stond je buiten de verzoening, je was er “vreemd aan”, je was de verzoening zelfs “vijandig gezind”. Dat kwam tot uitdrukking in de “boze werken” die je deed.

Ko 1:22. Om je te kunnen verzoenen moest de Heer Jezus Mens worden. Hij heeft “in het lichaam van Zijn vlees” jouw zonden op het kruis gedragen (1Pt 2:24). Zijn dood is het zekere bewijs dat Hij Gods oordeel over jouw zonden kreeg. De dood is namelijk het loon van de zonde (Rm 6:23). Tegelijk vond echter verzoening plaats door de dood van Christus. Zijn dood is de zekere grondslag waarop de verzoening rust.

Het gevolg is dat je in de gunst van God staat. Hij ziet je als “heilig”, dat is volmaakt geschikt voor Zijn tegenwoordigheid. Er kan niets meer op je worden aangemerkt. Er kan geen enkele klacht tegen je worden ingebracht die enige kans van slagen heeft. God, mensen en de satan kunnen niets vinden waarop een vinger gelegd kan worden. De dood van Christus heeft in alles voorzien.

Christus plaatst jou “voor Zich” als het volmaakte resultaat van Zijn volmaakte werk in het volmaakte licht van God op een wijze waarop geen enkele smet geworpen kan worden. Aan de rechtvaardige eisen van God is door het verzoeningswerk van Christus volkomen voldaan, zodat er geen enkele vraag naar de rechtmatigheid ervan kan worden opgeworpen.

Ko 1:23. Na de zekerheden die het geloof biedt, komt er een “als”. Dat lijkt het voorgaande onzeker te maken, alsof het toch van onze inspanning zou afhangen om er deel aan te hebben en te houden. De kracht van dit ‘als’ is echter dat daardoor het kaf van het koren wordt gescheiden. Het doel ervan is het geloof te bemoedigen en de zelfbewuste naamchristen te veroordelen.

Een naamchristen is iemand die alleen maar met de mond belijdt christen te zijn. Hij is nooit met berouw over zijn zonden tot God gegaan. Hij heeft nooit in geloof de kracht van het bloed van Christus voor de vergeving van zijn zonden aanvaard. Je hebt alleen deel aan de voorgaande zegeningen als je geloof echt is, als je werkelijk de Heer toebehoort. Daarop mag je volmondig ‘ja’ zeggen. Je zult het bewijs daarvan leveren doordat je “blijft in het geloof” dat in het evangelie tot je is gekomen en dat je hebt aangenomen.

Wat Paulus hier zegt, is dan ook niet bedoeld om je alsnog aan het twijfelen te brengen. Het is juist bedoeld om je te bemoedigen. Je bent het toch helemaal met hem eens dat geloof blijkt uit het vasthouden eraan, juist als er tegenstand komt? Je krijgt in je geloof met tegenstand te maken, zowel door vijandschap van mensen als door vleierij van dwaalleraren.

Als je geloof echt is, ben je “gegrond en vast”. Je laat je niet “afbrengen van de hoop van het evangelie”. Als je geloof niet echt is, val je door de mand. De ‘hoop van het evangelie’ is niet de hoop om gered te worden door het evangelie, maar is Christus. Het evangelie is niet de samenvatting van een aantal regels die je moet houden; de inhoud van het evangelie is een Persoon. Als je door het geloof met Hem verbonden bent, zul je niets willen toelaten dat je zicht op Hem vermindert of wegneemt. Dit verlangen naar Hem is bij iedereen aanwezig die Hem in waarheid liefheeft. Ik twijfel er niet aan dat dit ook bij jou zo is. Dit evangelie heb jij gehoord, net zoals de Kolossenzen het hebben gehoord (Ko 1:6).

Van dit evangelie is Paulus een dienaar geworden. Het terrein van zijn dienst is de hele schepping. Het evangelie is wereldwijd geldig en universeel van toepassing (Mt 28:19; Mk 16:15; Hd 1:8). Zijn dienst is speciaal gericht op alle volken die er “onder de hemel” zijn (vgl. Gl 2:7), hoewel hij zeker de Joden niet uitsluit. In zijn liefde voor hen richtte hij, als hij ergens kwam, juist het eerst het woord tot hen (Hd 13:45-46; Rm 1:16). Maar het evangelie is niet beperkt tot de grenzen van Israël. Het strekt zich uit tot de einden van het aardrijk (Hd 1:8).

‘De hele schepping die onder de hemel is’, is het terrein van Paulus’ dienst. Hier zie je een verbinding met het hoofdschap van Christus over de schepping. Dit hoofdschap, zo heb je gelezen, betreft alle dingen in de hemelen en op de aarde. Dat geeft tegelijk aan dat er een verschil is met het evangelie. Dat het evangelie niet in de hemel, maar op aarde wordt gepredikt, wordt aangetoond door de woorden “die onder de hemel is”. Het evangelie wordt tot mensen op aarde gericht, niet tot engelen in de hemel.

Ditzelfde verschil heb je gezien bij de twee aspecten van de verzoening. De verzoening van alle dingen wil niet zeggen dat alle mensen verzoend worden. Alleen die mensen worden verzoend die in de Heer Jezus geloven. Dit gebeurt op hetzelfde moment dat ze hun zonden belijden en geloven dat Zijn bloed ook hun zonden voor God bedekt.

Paulus is een dienaar van het evangelie geworden. De Heer Jezus heeft hem in die bediening gesteld (1Tm 1:12). Vóór die tijd was hij een lasteraar, een vervolger van de gemeente (1Tm 1:13). Nu is hij zowel een prediker als een leraar (1Tm 2:7). Hij predikt het evangelie aan alle mensen en hij onderwijst hen die tot geloof zijn gekomen en daardoor tot de gemeente behoren. Zijn dienst aan de gemeente komt in de volgende verzen aan de orde.

Lees nog eens Kolossenzen 1:20-23.

Verwerking: Wat leer je in deze verzen over de verzoening?

Christus in u – volmaakt in Christus

In Ko 1:23 heeft Paulus een begin gemaakt met iets te zeggen over zijn bediening. Daar spreekt hij over zijn dienst in het evangelie dat hij predikt ‘in de hele schepping die onder de hemel is’. Nu gaat hij over zijn andere bediening spreken, die van de gemeente. Die bediening heeft dezelfde twee aspecten als het hoofdschap van Christus en de verzoening door Christus. En ook die bediening is verbonden enerzijds met de schepping en anderzijds met de opstanding.

We hebben gezien dat er een tweevoudig hoofdschap van Christus is, en wel dat Hij

1. Hoofd over de schepping en

2. Hoofd van het lichaam is,

en dat er een tweevoudige verzoening door Christus is, namelijk

1. van alle dingen, straks, en

2. van personen, nu al.

Hiermee in verbinding is er een tweevoudige bediening van Paulus en wel die

1. van het evangelie en die

2. van de gemeente.

Ko 1:24. Aan het dienen van de gemeente is voor Paulus lijden verbonden. Hij lijdt om de waarheid van de gemeente bekend te maken. Daarvoor is hij in gevangenschap. Van dit lijden zegt hij tegen de Kolossenzen dat het voor hen, “voor u”, is. Zijn lijden voor de wereldwijde gemeente betekent lijden voor de plaatselijke gemeente. In de plaatselijke gemeente zie je wat geldt voor de wereldwijde gemeente.

Deze vorm van lijden noemt Paulus een aanvulling op het lijden van Christus voor Zijn gemeente. Hij spreekt hier niet over het lijden voor Christus, maar van Christus. Het lijden van Paulus is van hetzelfde karakter als het lijden van Christus. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat hij in dezelfde mate lijdt en al helemaal niet vanwege de verzoening. Aan de verzoening ontbreekt niets, die is compleet in zichzelf. God heeft door het lijden dat Zijn Zoon op het kruis onderging, “door het bloed van Zijn eigen [Zoon]”, de gemeente verworven (Hd 20:28).

Nee, het gaat hier om het lijden van de Heer Jezus als Getuige van God op aarde. In Zijn getuigenis heeft de Heer Jezus God geopenbaard. Dat bracht overvloedig lijden over Hem, want de mens wilde niet breken met zijn zondige weg en daden. De Heer Jezus heeft in Zijn leven op aarde God geopenbaard, maar niet al Gods eeuwige plannen (Jh 16:12). Pas toen de Heilige Geest op aarde kwam, kregen de gelovigen inzicht in Gods plannen en wel door de apostel Paulus (Hd 20:27). Het getuigen van die waarheid heeft voor Paulus overvloedig lijden met zich meegebracht. Dit is geen plaatsvervangend lijden, het is een aanvullend lijden. Op aarde kon de Heer niet voor die waarheid lijden omdat Hij die nog niet had geopenbaard.

Paulus beschouwt zijn lijden voor de gemeente niet als een noodzakelijk kwaad. Hij is er blij om. Hij ziet de gemeente als het lichaam van Christus, als het gezelschap van mensen dat op een bijzondere wijze aan Christus is verbonden. Het ziet wat de gemeente voor het hart van Christus betekent. Daarom schuwt hij het lijden niet, hij zet zich ervoor in.

Ko 1:25. Hij wil dat allen die tot de gemeente behoren en in de toekomst ertoe zullen gaan behoren, zullen weten hoe uniek de gemeente is in haar verbinding met Christus. Dat is zijn dienst.

Met het bekendmaken van dit feit maakt hij het Woord van God compleet. Het voleindigen van het Woord van God betekent niet dat Paulus de laatste woorden van de Schrift heeft geschreven. Dat heeft Johannes gedaan. Het gaat niet om de bijbelboeken, het gaat hier om de onderwerpen, om zaken die God aan mensen bekend wil maken.

Het meedelen van ‘de verborgenheid’ die vroeger onbekend was, betekent dat hij opening van zaken geeft van het laatste stuk dat God wilde openbaren. Alle andere onderwerpen die God heeft willen meedelen, waren al bekend. Je kunt daarbij denken aan de wet, het koninkrijk, de verlossing, de Persoon van Christus en de wegen van God. Nadat hij deze verborgenheid over Christus en de gemeente heeft onthuld, is er geen waarheid meer overgebleven die nog moet worden toegevoegd aan de openbaring van God.

Ko 1:26. Deze verborgenheid werd in vroegere tijdperken en bij vroegere generaties niet gekend. Zij is nú verkondigd, echter niet aan alle mensen, maar alleen aan de gemeente, “Zijn heiligen”. Het betreft Christus en de gemeente en in het bijzonder het feit dat gelovigen uit de heidenen en gelovigen uit de Joden samen één lichaam vormen (Ef 3:4-6). De gemeente bestaat niet van Adam af, want ze was in alle vorige eeuwen verborgen en is pas nu geopenbaard.

Ko 1:27. Het meest kenmerkende van de gemeente is, dat zij verbonden is met een hemelse Heer, iets wat ondenkbaar is in de tijd van het Oude Testament. De komst van Christus naar de aarde, Zijn lijden, Zijn dood, opstanding en hemelvaart en Zijn terugkeer naar de aarde om in heerlijkheid, macht en majesteit het koninkrijk te vestigen, dat alles was geen verborgenheid, het was al geopenbaard. Maar een Christus Die als Mens verheerlijkt in de hemel is, als Hoofd van Zijn lichaam dat wordt gevormd door geredde Joden en heidenen, is alleen in het Nieuwe Testament geopenbaard.

De verborgenheid is hier, net als in de brief aan de Efeziërs, de eenheid van Christus met Zijn gemeente. Zoals al in de inleiding op deze brief is gezegd, legt Paulus hier een ander accent. In de brief aan de Efeziërs stelt hij de gemeente voor in Christus in de hemel. Tot de Kolossenzen spreekt hij over “Christus in u”. Dat wil zeggen dat Christus hier gezien wordt in Zijn gemeente op aarde. Dit betekent dat de heerlijkheid van deze verborgenheid nu nog alleen voor het geloof zichtbaar is.

Nog een bijzonderheid is, dat het is Christus “in u”. Net als het ‘voor u’ van Ko 1:24 zegt Paulus dit niet tegen de wereldwijde gemeente, maar tegen de gelovigen in Kolosse. Wat voor de wereldwijde gemeente geldt, wordt in het klein in de plaatselijke gemeente gezien. En nog iets: die ‘u’ zijn van oorsprong heidenen. Dat Christus bij heidenen te vinden is, is totaal nieuw. Vroeger woonde God bij Zijn aardse volk Israël. Toen de Heer Jezus kwam, verbleef Hij bij Zijn volk. Dat Christus nu bij de heidenen te vinden is, zet de bevoorrechte positie van de Joden volledig aan de kant.

Ko 1:28. Het gaat om Christus. Paulus en andere predikers verkondigen Hém, een Persoon, en niet een leer of filosofie. De inhoud van het christendom is een Persoon en niet een betere leer. Christus is de inhoud van zijn ‘verkondiging, terechtwijzing en lering’. Daarbij heeft hij “iedere mens” op het oog. Door die uitdrukking drie keer te gebruiken wordt ze sterk benadrukt. Elk onderscheid is weg. Het gaat om ieder mens individueel, niet om de massa.

Paulus heeft niet alleen oog voor de gemeente als geheel, maar ook voor de enkeling. Het is een dienst van mens tot mens. De onbekeerde mens waarschuwt hij voor de komende toorn. De bekeerde mens leert hij de grote waarheden van het christelijk geloof. Zijn streven is dat ieder mens, door de kracht van het Woord en van de Geest, Christus weerspiegelt en opgroeit tot de maat van Zijn volheid. Dit is werkelijke nazorg.

Paulus is er niet tevreden mee dat iemand de Heer Jezus alleen als Heiland aanneemt. Hij zet erop in dat ieder mens, dus ook jij, volmaakt gesteld wordt in Christus. Hij wil dat je het stadium van geestelijke volwassenheid of volgroeidheid – dat is de zin van het woord ‘volmaaktheid’ – bereikt (Fp 3:15; Hb 5:14). Het gaat erom dat jij groeit naar een situatie dat je niets anders in je leven meer belangrijk vindt dan Christus alleen. Dan ken je niet alleen je positie voor God in Christus, dat God je in Hem aanziet, maar dan betekent het leven in Gods tegenwoordigheid alles voor je.

Daar gaat het om in een mensenleven. Dat laat geen enkele ruimte meer over voor iets van de mens. Christus is alles. Het gaat erom een vader in Christus te worden (1Jh 2:13). Daarvoor is nodig dat je begrijpt Wie Christus is en dat je karakter door deze kennis gevormd wordt.

Ko 1:29. Dit hoge doel, Góds doel voor ieder mens, dat de apostel voor ogen stond, vraagt de inspanning van al zijn krachten. Het levert ook veel tegenstand en veel strijd op. Maar Christus werkt in hem en geeft hem kracht. De dienaar die het doel van Ko 1:28 – dat Christus alles is voor het hart – wil bereiken, vindt voor die dienst alle kracht in Christus.

Lees nog eens Kolossenzen 1:24-29.

Verwerking: Denk erover na of Christus alles voor je is op alle terreinen van je leven.

Copyright information for DutKingComments