‏ Deuteronomy 1:25

De twaalf verkenners

Ondanks alle toezeggingen van God wil het volk dat er eerst nog verkenners worden uitgezonden. De kern van dit verzoek is wantrouwen van God en Zijn Woord. Wat zullen de verkenners kunnen vertellen buiten wat God al heeft gezegd?

In Numeri staat dat God de opdracht geeft om verkenners uit te zenden (Nm 13:1-2), terwijl we hier leren dat het volk het wilde. Hun vraag kwam voort uit een gebrek aan vertrouwen op God. Als God ziet dat hun wil hierin vaststaat, geeft Hij waar ze om vragen. Het is ermee als met de vraag die het volk later stelt om een koning te hebben. Daarmee verwerpen ze God. Toch geeft God hun een koning, omdat Hij hun een les wil leren.

Mozes heeft in het verzoek toegestemd. De verkenners zijn het land doorgereisd en met de bewijzen van de rijkdom van het land teruggekomen. De vermelding van “het dal Eskol” herinnert aan de enorme druiventros die ze uit het land hebben meegenomen (Nm 13:23-24). Ze hebben ook erkend dat het land dat God geeft een ‘goed land’ is, een uitdrukking die tien keer in dit boek voorkomt (Dt 1:25; 35; Dt 3:25; Dt 4:21; 22; Dt 6:18; Dt 8:7; 10; Dt 9:6; Dt 11:17).

Copyright information for DutKingComments