‏ Ecclesiastes 9:11

Tijd en toeval overkomt alle mensen

Wie net als de Prediker een goed waarnemer is van de dingen die “onder de zon” (Pr 9:11) gebeuren, merkt op dat niet altijd alles voldoet aan het verwachtingspatroon van de mens. Vaak is het inderdaad zo, dat “de snellen de wedloop [winnen]”, maar toch kan het zomaar gebeuren dat zij de wedloop verliezen, bijvoorbeeld door een hindernis op de weg of een spier die ineens verkrampt. Snelheid is ook niet altijd de garantie dat iemand aan gevaar ontsnapt. Water kan zo snel opkomen, dat de snelste loper ervan verliest en verdrinkt.

Hetzelfde geldt voor “de helden in de strijd”. Ook zij kunnen niet bij voorbaat de overwinning claimen, want ze kunnen ineens een keer verslagen worden. De jonge David die de reus en onoverwinnelijk geachte Goliath verslaat, is hiervan een duidelijk voorbeeld (1Sm 17:47; Ps 33:16-17; Jr 46:6). “De wijzen”, die altijd middelen weten om aan “brood” te komen, zitten toch wel eens zonder brood. Ze kunnen slim zijn in zakendoen, maar soms is iemand slimmer en dan lijden ze verlies en kunnen ze geen brood kopen.

“De verstandigen” zijn niet altijd het rijkst. Wie verstand heeft van geldzaken en daardoor rijkdom heeft verkregen, kan door een verkeerde inschatting zijn rijkdom zien verdwijnen. “De kenners” zijn mensen die kennis hebben en bekwaam zijn daarvan een goed gebruik te maken. Anderen kijken vanwege hun kennis tegen hen op. Ze staan bij hen in de gunst of zijn in aanzien. Maar als ze een grote flater slaan, verspelen ze hun hele aanzien.

Al deze voorbeelden, die ieder nuchter denkend mens herkent, moeten diezelfde nuchter denkende mens duidelijk maken dat hij zijn leven niet in zijn eigen hand heeft. We zien dat het lot van de mens niet alleen afhankelijk is van zijn eigen capaciteiten en inzet, maar ook van onvoorziene omstandigheden van voor- en tegenspoed.

God regeert het doen en laten van mensen. In Zijn wijs beleid geeft Hij de langzamen, de zwakken, de eenvoudigen, de minder begaafden en de onwetenden de overwinning. Hij werkt precies andersom dan de mens. Bij Hem is het zo, dat zij die geloven, niet haasten (Js 28:16b) en dat Zijn kracht in zwakheid wordt volbracht (2Ko 12:9). Hij verhoogt de geringe en vernedert de machtige (1Sm 2:7-8).

“Tijd en toeval” bepalen het succes van de snellen, de helden, de wijzen, de verstandigen en de kenners. ‘Tijd’ hebben we niet in eigen hand en stelt een grens aan ons doen en laten. Dat moet ons zelfvertrouwen wegnemen. ‘Toeval’ is de onverwachte gebeurtenis die aan alle plannen een abrupt einde maakt, ondanks alle voorbereidingen die tot in detail gedaan zijn en een inschatting van alle denkbare risico’s. Dat de onzinkbaar geachte Titanic toch is gezonken, is daarvan een onweerlegbaar bewijs. Dit alles is de waarneming onder de zon. De gelovige weet echter dat alles hem overkomt door Gods bestuur.

Het woord “want” waarmee Pr 9:12 begint, duidt aan dat nu de motivatie volgt van de bewering in het vorige vers. Het verwachtingspatroon dat de mens in bepaalde gevallen heeft, kan zomaar aan flarden gaan, want hij verkeert over de toekomst volstrekt in het ongewisse, daar weet hij niets van. De tijden in het leven van een mens zijn onvoorspelbaar, onontkoombaar en plotseling. Een onvoorziene en niet te ontwijken tegenvaller velt alle verwachtingen en maakt een gesteld doel onbereikbaar.

Hier vergelijkt Salomo de mens weer met de dieren (Pr 3:19). Hij is net zo sterfelijk en onbekend met de dag van zijn dood, het noodlot dat hem treft, als de dieren. De mens bespot ook dit woord door zijn einde in eigen hand te nemen en het tijdstip van zijn dood zelf te bepalen door het innemen van een pil of het toegediend krijgen van een spuitje. Het bewijst zijn totale vervreemding van God.

Copyright information for DutKingComments