‏ Exodus 25:4-7

Inleiding

De tastbare, materiële tabernakel en de dienst daarin zijn “zinnebeelden van de dingen die in de hemelen zijn” (Hb 9:23). De tabernakel is niet de ware woonplaats van God, maar stelt die voor. God woont niet “in [het] met handen gemaakte heiligdom, een tegenbeeld van het ware” (Hb 9:24; 2Kr 6:18).

In de Schrift is sprake van drie echte woonplaatsen van God:

1. de hemel (1Kn 8:39a; Ps 115:3; 16),

2. de Heer Jezus (Jh 1:14a, waar “gewoond” letterlijk is ‘getabernakeld’; Ko 1:19; Ko 2:9) en

3. de gemeente (Ef 2:22; 1Tm 3:15; Hb 3:1-6).

De tabernakel is een tent die in de woestijn staat. Dat ziet op de gemeente op aarde, waarin God de Heilige Geest woont.

De tabernakel is:

1. een beeld van de woonplaats van God te midden van Zijn volk,

2. een beeld van Zijn heerlijkheid zoals Hij die volkomen heeft geopenbaard in de Heer Jezus en

3. een beschrijving in beeld van de weg van de zondaar naar God.

De beschrijving van de tabernakel wordt door de HEERE in één lange redevoering in Exodus 25-31 aan Mozes gegeven. Die redevoering – zeven keer onderbroken door “de HEERE zei” of “de HEERE sprak” – is in vier delen te verdelen:

1. In Exodus 25-27 worden de voorwerpen beschreven die in beeld de openbaring van God in Christus aan de mens geven.

2. In Exodus 28-29 zien we het priesterschap als het middel waardoor de mens tot God kan naderen.

3. Exodus 30 bevat de voorwerpen die in beeld laten zien hoe en waarmee de mens tot God kan naderen.

4 In Exodus 31 horen we wie God aanwijst om de tabernakel te bouwen.

In te zamelen materialen

Voor de bouw van de tabernakel wil de HEERE gebruikmaken van de middelen die Zijn volk daarvoor ter beschikking stelt. Die middelen moeten Hem als een hefoffer worden aangeboden. Het wordt niet als een verplichting gesteld, maar gevraagd “van iedereen wiens hart hem gewillig maakt” (vgl. 2Ko 9:7).

Als we in gedachten houden dat de tabernakel de openbaring van God aan de mens is, zien we dat die openbaring verbonden wordt aan de gezindheid van het hart. Alleen zij die wat zij hebben, ‘opheffen’ boven het dagelijks gebruik en het God aanbieden als een “hefoffer”, delen in Gods gedachten over Zijn woonplaats.

In alle materialen wordt iets zichtbaar van God en de Heer Jezus. In de zeven soorten materialen die nodig zijn, zien we een aantal kenmerken:

1. metalen – spreken van wat Gods wezen en natuur kenmerkt;

2. stoffen – spreken van de heerlijkheid van de Heer Jezus als Mens op aarde;

3. huiden – zijn ontleend aan dieren, en spreken, net als de stoffen, van de Heer Jezus als Mens op aarde, maar dan meer speciaal in verbinding met Zijn werk op het kruis;

4. hout – ziet op de volkomen Mensheid van de Heer Jezus;

5. olie – stelt de Heilige Geest voor;

6. specerijen voor zalfolie en reukwerk – stellen de innerlijke, persoonlijke heerlijkheden van de Heer Jezus voor;

7. edelstenen – zien op de heerlijkheden van God, zoals die weerkaatst worden in de afzonderlijke gelovigen.

Al deze materialen moeten worden gebruikt voor het maken van “een heiligdom” waarin de HEERE te midden van Zijn volk kan wonen. Als het ons verlangen is dat de Heer Jezus bij Zijn volk, de gemeente, kan wonen, zullen we ons hele leven en alles wat we bezitten, aan Hem geven. De gemeente is Zijn huis, maar in het beeld van de bouw van de tabernakel wordt ons getoond hoe dit in de praktijk door ons kan worden beleefd. Totale overgave aan Hem is nodig om de waarheid van het zijn van Gods huis tot eer van God in de praktijk uit te werken in het samenkomen en samenwonen van de gemeente.

Hoe de tabernakel er moet uitzien, wordt niet aan de fantasie van Mozes overgelaten. De HEERE toont hem het model en zó moet hij het maken. Zo ziet Ezechiël in een visioen de vorm en de gestalte van de nieuwe tempel die hij aan Israël moet voorhouden: “Zodat zij heel de vorm ervan met alle bijbehorende verordeningen in acht nemen en die houden” (Ez 43:11; vgl. 1Kr 28:19).

Copyright information for DutKingComments