‏ Ezekiel 33:26

Aanmatiging van de overgeblevenen

Nadat Ezechiëls mond is geopend, komt het woord van de HEERE tot hem (Ez 33:23). De HEERE vertelt hem dat er nog mensen in het verwoeste land zijn overgebleven (Ez 33:24). Deze mensen zijn echter verre van verootmoedigd door het oordeel dat hen en het land heeft getroffen. In plaats daarvan menen zij een bijzondere aanspraak op het land te kunnen maken. Ze wijzen op Abraham. Abraham is slechts alleen als hij het land als erfelijk bezit toegewezen krijgt. Zij daarentegen zijn met velen, dus hebben zij zoveel meer recht op het land.

Deze mensen claimen het land vanwege hun aantal in vergelijking met Abraham, terwijl zij geen deel hebben aan het geloof van Abraham, maar doorgaan met zondigen (Ez 33:25). Zij eten vlees met het bloed er nog in, zij buigen zich voor hun stinkende afgoden en treden met geweld op tegen hun naaste (vgl. Jr 41:2-7). Hoe menen ze bij een dergelijk goddeloos gedrag recht op het land te kunnen laten gelden en het weer in bezit te kunnen nemen?

Ze steunen niet op de HEERE, maar op hun zwaard (Ez 33:26). Daarmee plegen ze geweld en roven voor zich wat ze nodig menen te hebben. Ze begaan gruweldaden en nemen de vrouw van hun naaste. Zo gaan ze voort met het bedrijven van de gruwelijke zonden die Gods oordeel over Jeruzalem en Juda hebben gebracht. Hoe menen ze dan dat ze toch het land in bezit mogen houden? Dit gedeelte laat wel zien hoe verhard ze zijn, hoe afgestompt in hun gevoel over wat zonde is in het oog van God.

Ezechiël krijgt de opdracht hun het oordeel aan te zeggen (Ez 33:27). Waar ze zich ook bevinden, ze zullen omkomen, hetzij door het zwaard, hetzij door de wilde dieren, hetzij door de pest. Van hun trotse, misplaatste verwachtingen zal niets uitkomen (Ez 33:28). Alle leven zal uit het land en uit de bergen verdwijnen. Als de HEERE het land tot een nog grotere verlaten woestenij heeft gemaakt dan het al is, zullen ze tot de erkenning gedwongen worden dat Hij de HEERE is (Ez 33:29).

Copyright information for DutKingComments