‏ Ezekiel 42:14

Waar de priestervertrekken voor dienen

Dan spreekt de Man voor de vierde keer. Hij verklaart aan Ezechiël waar de kamers van het noorden en van het zuiden die Hij zojuist heeft gemeten voor dienen (Ez 42:13). Ze zijn voor de priesters die tot de HEERE naderen om daar de offergaven te eten. Het zijn “heilige kamers” omdat daar de “allerheiligste [offergaven]” worden gegeten (vgl. Lv 6:26). De priesters mogen van “het graanoffer, het zondoffer en het schuldoffer” eten (Lv 6:17; 24-29; Lv 7:6). Het dank- of vredeoffer wordt hier niet genoemd, omdat ook het volk daarvan mag eten. Het brandoffer wordt ook niet genoemd, omdat dit offer in zijn geheel voor de HEERE is.

Als de priesters klaar zijn met eten, zo verklaart de Man verder, moeten ze de kleding waarin zij dienst hebben gedaan, uitdoen en hun gewone kleren weer aantrekken (Ez 42:14). De priesterkleding mag alleen in de tempel en in de binnenste voorhof worden gedragen, dat wil zeggen alleen als de priesters dienstdoen. Als ze te midden van het gewone volk zijn, moeten ze gewone kleding dragen. Priesterkleding is van linnen, met een linnen tulband en linnen broeken (Ez 44:17-19).

Eten verwijst hier naar gemeenschap met God. Eten is ook voedsel dat ons lichaam opbouwt. Wanneer we samenkomen om priesterdienst te doen, houden we ons bezig met het allerheiligste dat er is. We dragen heilige kleding in een heilige omgeving in een heilige sfeer. We zijn daar dezelfde personen als in het dagelijks leven, maar toch op een bijzondere manier.

De kleding van fijn linnen die wordt gedragen in Gods tegenwoordigheid, kunnen we toepassen op de kleding van de behoudenis, op het bekleed zijn met Christus. We zijn in Hem volmaakt, heilig en vlekkeloos en kunnen zo voor God verschijnen. We komen in Zijn tegenwoordigheid niet op grond van onze eigen gerechtigheid, maar als aangenaam gemaakt in Zijn Zoon (Ef 1:6). In die kleding kunnen we Hem tot in eeuwigheid dienen en eren.

Deze kleding is niet bedoeld voor de wereld. Dat wordt gesymboliseerd in het uitdoen van die kleding en het aantrekken van kleding die past bij ons gedrag in de wereld (om misverstand te voorkomen: het betekent natuurlijk niet dat we ons aanpassen aan de wereld). We hebben de opdracht ons licht te laten schijnen en goede werken te tonen, waardoor we de leer van Christus versieren en de deugden van God verkondigen.

Kleding symboliseert wat van ons wordt gezien, hetzij door God, hetzij door de mensen. De ene soort kleding symboliseert onze positie en ons gedrag in het heiligdom en de andere soort kleding ons gedrag in de wereld. In het heiligdom zijn we een heilig priesterdom; in de wereld zijn we een koninklijk priesterdom (1Pt 2:5a; 9a). In het heiligdom staan we voor God en spreken we tot Hem over de Heer Jezus. Van dat priesterdom begrijpt de wereld niets. In de wereld staan we tegenover de mensen en we laten aan hen zien Wie God is. Dat doen we in het gezin, in de omgeving waar we wonen, op ons werk en op school.

Copyright information for DutKingComments