‏ Genesis 3:4-6

De zondeval

De slang slaagt erin door zijn sluwheid de vrouw te misleiden (2Ko 11:3). Eva ziet de dingen niet meer zoals God ze heeft gezegd, maar zoals de slang haar voorspiegelt. Horen we niet vaak in verbinding met duidelijke uitspraken uit het Woord van God: ‘Je moet de dingen anders zien’? Wie zich daaraan overgeeft, verliest Gods zicht op de dingen en wordt de prooi van een ander. In plaats van de slang naar Adam te verwijzen gaat ze zelf met hem in gesprek. Ze stelt zich open voor zijn suggestie. Haar antwoord verraadt dat het suggestieve spreken van de slang effect heeft.

Uit haar antwoord blijkt dat in haar denken de boom van de kennis van goed en kwaad in het midden van de hof staat (Gn 3:3), terwijl God de boom van het leven in het midden van de hof heeft geplaatst (Gn 2:9). Als de mens een ander middelpunt heeft dan God, gaat het altijd fout. Haar antwoord verraadt nog iets: ze voegt toe aan het gebod van God. God heeft gezegd, dat ze er niet van mag eten; zij maakt ervan dat ze daarvan niet mag eten en hem ook niet mag aanraken. Ze maakt het gebod van God zwaarder dan Hij het heeft gegeven.

Samengevat zien we dat de vrouw een zestal dingen zegt die wezenlijk afwijken van wat God heeft gezegd en bedoeld (Gn 2:16-17):

1. Ze verzwijgt het ‘vrij eten’ (etende eten), en spreekt slechts van ‘eten’.

2. Ze spreekt niet van ‘alle bomen’, maar van ‘de bomen’.

3. Ze spreekt van ‘de vrucht van de bomen’ in plaats van ‘bomen’.

4. Ze plaatst in haar optiek de boom van kennis van goed en kwaad ‘in het midden van de hof’, terwijl er uitdrukkelijk wordt vermeld dat de boom des levens daar staat (Gn 2:9).

5. Ze zegt ook: ‘en hem niet aanraken’, maar daarover heeft God met geen woord gesproken.

6. Ze zegt: ‘anders sterft u,’ terwijl God heeft gezegd: ‘zeker sterven’ (of ‘stervende sterven’), wat een veel krachtiger uitdrukking is.

Wij kunnen hiervan leren dat wij het voorbeeld van de Heer Jezus moeten volgen en de vijand van repliek dienen op de manier waarop Hij dat heeft gedaan. We moeten geestelijk alert reageren en doorzien waar de verdraaiingen en eenzijdigheden zitten; waar de vijand ‘toevoegt’ of ‘afneemt’ (Op 22:18-19). Daarbij mogen we ons bewust zijn van de kracht en de tegenwoordigheid van Hem Die heeft gezegd: “De overste van de wereld komt en heeft in Mij helemaal niets” (Jh 14:30).

De slang heeft door de reactie van de vrouw een ruime opening gekregen om zijn dodelijke gif in haar te spuiten. Hij loochent openlijk de goedheid van God en stelt Hem voor als iemand die de mens het goede onthoudt. In feite zegt hij: ‘God heeft jullie niet werkelijk lief.’ Dit is de grootst denkbare ontering van God, Die liefde is: “God is liefde” (1Jh 4:8; 16). Met deze voorstelling van God heeft de satan ook talloze malen succes geboekt.

De vrouw is nu zo gehersenspoeld, dat ze het ’inzicht’ van de satan overneemt. Ze vertrouwt zich meer toe aan de satan, alsof deze het beste met haar voorheeft, dan aan God. Ze beoordeelt God naar de leugen van de satan. Ze kijkt naar de boom en ziet wat de satan heeft laten zien. Het is inderdaad een prachtige vrucht. En zou je daarvan niet mogen eten? Dat kan God nooit bedoeld hebben. De begeerte, om van de vrucht te nemen, is geboren.

Door de begeerte meegesleept en verlokt neemt het verlangen naar wat de satan haar heeft voorgesteld, bezit van haar: verstandig te worden en daardoor te zijn als God. De begeerte baart de zonde en de zonde brengt de dood voort (Jk 1:14-15). Ze neemt en eet en geeft ook haar man en hij eet ook. Hier voltrekt zich een drama met onherroepelijke, diep tragische gevolgen. Met hun handeling geven ze te kennen dat ze God verwerpen voor het genot van een vrucht.

Copyright information for DutKingComments