Genesis 41:14-44

Jozef uit de kerker

Gn 41:14 geeft in het kort een schitterend beeld van wat we lezen in Filippenzen 2 over de verhoging van de Heer Jezus (Fp 2:9) na Zijn vernedering in de verzen ervoor (Fp 2:5-8). Er wordt haast gemaakt om Jozef uit de gevangenis te halen. Wat aan de gevangenis herinnert, wordt weggedaan. Hier krijgt Jozef het derde kleed.

Zijn eerste kleed, het veelkleurige, hebben zijn broers van hem afgenomen en met bloed besmeurd (Gn 37:31-33). Zijn tweede kleed is zijn slavenkleed dat hij in de hand van de vrouw van Potifar achterliet toen zij hem bij zijn kleed pakte om hem tot overspel te dwingen (Gn 39:10-18). Dit kleed is mogelijk zijn gevangeniskleding. In elk geval spreken zijn slavenkleed en zijn gevangeniskleren van zijn vernedering. Zijn gevangeniskleren worden verwisseld voor kleren waarin hij bij de farao kan komen. Het zijn de kleren van zijn verhoging door en bij de farao.

Nadat zijn uiterlijk zo is veranderd dat het geschikt is om in de tegenwoordigheid van de farao te komen, wordt hij vanuit de kerker in het paleis gebracht. De farao verwacht van Jozef dat deze hem zonder meer zijn droom uitlegt, omdat dit van hem is gezegd. Jozef wijst echter elke verwachting af die op hem gericht is en geeft God de eer. Net zomin als de wijzen van Egypte is Jozef zelf in staat de droom uit te leggen. Tevens spreekt hij er vooraf, nog voordat hij de dromen heeft gehoord, over dat God door de droom aan de farao bekendmaakt wat tot zijn welzijn dient.

De farao vertelt zijn dromen

In de weergave van de droom zegt de farao er iets bij wat in het eerste verslag (Gn 41:1-7) niet vermeld is. Hij heeft opgemerkt, mogelijk na erover te hebben nagedacht, dat de magere koeien niet dikker zijn geworden, nadat ze de vette koeien hebben opgegeten. Ook is hij nagegaan of hij in zijn land wel eens zulke lelijke en magere koeien heeft gezien als in zijn droom. Hij zegt tegen Jozef dat hij dit alles aan zijn wijzen heeft verteld, maar dat zij hem de betekenis ervan niet hebben kunnen vertellen.

Jozef legt de dromen uit

Jozef legt uit – en onderstreept daarmee wat hij eerder heeft gezegd (Gn 41:16; 28) – dat God aan de farao door de dromen heeft bekendgemaakt wat Hij gaat doen. Er is geen enkele twijfel bij Jozef aanwezig over de uitleg die hij geeft. Twijfel wordt vandaag verheerlijkt, maar in wie de Geest van God werkzaam is (Gn 41:38) en wie met God leeft, beoordeelt alle dingen (1Ko 2:15a).

Zo kunnen ook wij met zekerheid spreken over wat God gaat doen in en met de wereld waarin wij leven. Het boek Openbaring bijvoorbeeld maakt dat duidelijk. Om het te begrijpen en door te geven moeten we slaven van Jezus Christus zijn (Op 1:1). De gezindheid van een slaaf – dat is gehoorzamen en dienen – is voorwaarde om Gods gedachten te leren kennen.

Eerst zullen er zeven jaren van overvloed komen en daarna zeven jaren van hongersnood. De hongersnood zal zo groot zijn, dat alle overvloed wordt opgemaakt. De mensen van de wereld hebben ook hun toekomstvisie. Op grond daarvan stellen zij hun beleid vast. Ze houden echter geen rekening met God, terwijl alleen God kan bekendmaken hoe het zal gaan. Net als in Openbaring 1:1 betreft het een zaak die spoedig of met “haast” (Gn 41:32) door God zal worden uitgevoerd.

Advies van Jozef

Ongevraagd, maar met waardigheid, geeft de slaaf Jozef advies aan de machtige farao. Er is bij hem niets van wraakgevoelens te bespeuren over het geleden onrecht. We zien dat hij een helpende hand biedt. Zijn advies is om één man over Egypte aan te stellen met het oog op de komende dingen. Dat moet “een verstandige en wijze man” zijn die moet kunnen beschikken over opzichters die de overvloed op de goede manier kunnen beheren met het oog op de komende hongersnood.

Niet door parlementen, kabinetten of ministers of andere aardse hoogwaardigheidsbekleders zal God regeren, maar door één Man, Die verstandig en wijs is: Jezus Christus (Js 11:2).

Jozef onderkoning

Er is maar één man die aan het geschetste ‘profiel’ voldoet en dat is Jozef. De farao erkent dat God aan Jozef alles heeft bekendgemaakt en dat Jozef aan God zijn verstand en wijsheid te danken heeft. Daarom plaatst hij Jozef over alles wat hij heeft. Hierin is de farao een beeld van God Die alle dingen onderwerpt aan de voeten van de Heer Jezus (1Ko 15:27) en oproept om Hem te eren.

Jozef ontvangt zijn vierde kleed (Gn 41:42). Dit kleed staat in verbinding met de openbare heerlijkheid die hij heeft als heerser over alles wat van de farao is. Hierin is hij een beeld van de Heer Jezus in de heerlijkheid die Hij heeft als de Koning van de koningen en Heer van de heren. Die heerlijkheid straalt van Hem af als Hij Zijn openlijke heerschappij over alle dingen in de hemel en op de aarde aanvaardt (Ef 1:10).

Copyright information for DutKingComments