Hosea 1:7

Een woord over Juda

Als God zover moet gaan dat Hij Israël Zijn ontfermingen moet ontzeggen, verbindt Hij daaraan een boodschap voor Juda. Hoewel Hosea zich hoofdzakelijk richt tot Israël, het tienstammenrijk, zegt hij af en toe ook iets over Juda. Dat wil niet zeggen dat Israël dan even niet hoeft te luisteren. Het gezegde bevat ook een boodschap voor hen.

Als we in Gods Woord lezen, spreekt Hij – zoals ook de Heer Jezus doet in de evangeliën – een heel volk, een groep mensen of slechts één persoon aan. We weten ons aangesproken, omdat wat geldt voor de direct aangesprokene(n), ook voor ons geldt. Wij moeten ons steeds afvragen wat de boodschap die tot de ander wordt gesproken, voor ons inhoudt. De aanleiding van wat God of de Heer Jezus opmerkt, kan een bepaald gedrag zijn. Herkennen wij zulk gedrag bij onszelf, dan doen we er goed aan terdege te luisteren naar het Woord van God.

Als Israël als geheel niet meer aan het oordeel kan ontkomen, kan het woord dat tot Juda wordt gezegd voor de enkeling in Israël die zich onder Gods oordeel buigt, toch een uitweg betekenen. Wie tot Juda de toevlucht neemt, kan nog rekenen op de ontferming van God. Ook vandaag, waar het oordeel over de christenheid als geheel onafwendbaar is, is er zo’n vluchtweg. Die vluchtweg is afzondering van het kwaad met daarbij de toezegging van de ontfermingen van God (2Ko 6:17-18).

Voor Juda betekent dit woord een grote bemoediging. De HEERE noemt Zich hier “hun God”. Hij staat nog met hen in verbinding. Zij zullen Zijn ontferming ervaren in de verlossing die Hij zal geven (2Kn 19:35). God heeft de koning van Assyrië toegestaan de tien stammen weg te voeren. In zijn vermetelheid wil deze koning ook het rijk van de twee stammen veroveren. Hij is genaderd tot Jeruzalem en heeft het belegerd. Maar God staat hem niet toe Zijn stad in te nemen (2Kn 19:33-36).

De verlossing komt niet door eigen kracht en inspanning of het volgen van een knap uitgedachte tactiek. Er is geen wapengekletter van Juda aan te pas gekomen. Het is een verlossing die duidelijk alleen “door de HEERE, hun God” tot stand is gebracht, zonder van enig mens gebruik te maken. Die verlossing is tot stand gekomen op grond van Wie God is in Zichzelf, “omwille van Mijzelf”, en op grond van wie David is, Zijn uitverkoren dienaar, “omwille van David, Mijn dienaar” (2Kn 19:34). In David zien we een beeld van de Heer Jezus, de ware Knecht van God. De verlossing, elke verlossing, is gegrond op pure genade van God die Hij kan betonen om Wie de Heer Jezus voor Hem is en wat Hij gedaan heeft op het kruis.

Copyright information for DutKingComments