‏ Isaiah 11:1-4

Inleiding

Als de gramschap ten einde is (Js 10:25), als de openbare vijanden vernietigd zijn en Assyrië geoordeeld is (Js 10:5-19), kunnen de Messias en Zijn regering, de bron van de duizendjarige zegen van het volk van God, worden aangekondigd (Jesaja 11-12). De eerste verzen van Jesaja 11 geven ons de kenmerken van de Messias; in de verzen die volgen, zien we de gevolgen van Zijn regering.

Wat we geschiedkundig vinden in de geschiedenis van Hizkia (2Kn 19:32-34), is alleen een voorvervulling – en dat ook slechts gedeeltelijk – van wat profetisch hier beschreven is. De belofte van de HEERE aan het huis van David – dat de overgebleven stronk, na het omhakken van de eik van Isaï, een heilig zaad zal zijn (Js 6:13) – wordt hier verder uitgewerkt. Ook de belofte van Immanuel, God met ons (Js 7:14; Js 8:10), wordt nu nader toegelicht.

De Messias en het vrederijk

Het woord “want” in Js 11:1 verbindt Jesaja 10 en Jesaja 11 met elkaar. Het beeld van de bomen van het woud (Js 10:33-34) wordt nu doorgetrokken. We zien hier een groot contrast met het eind van het vorige hoofdstuk. Het is het contrast tussen het machtige cederwoud van de Libanon (Js 10:34) en het “Twijgje … uit de [afgehouwen] stronk”, de afgehouwen stam van Isaï (Js 11:1). Het cederwoud staat symbool voor de macht (het leger) van de koning van Assyrië. De machtige bijl (ijzer, Js 10:34) van de HEERE velt het oordeel over het dichte woud van Assyrië.

De raad van de HEERE wordt echter vervuld door een Twijgje. Het Twijgje is een beschrijving van Christus. Het stelt Zijn nederige geboorte als Nakomeling van het vervallen huis van David voor, dat hier wordt vergeleken met “de [afgehouwen] stronk van Isaï”.

De naam van David wordt niet eens genoemd, maar die van zijn vader Isaï. Dat zegt ons dat de koninklijke familie is teruggezonken tot het onbetekenende van zijn oorsprong. De stronk wijst op het verval van het eens zo machtige koningshuis van David. De nakomelingen van David zijn eigen wegen gegaan. Dat leidt er uiteindelijk toe dat het koningschap van het huis van David eindigt, wat met de wegvoering naar Babel plaatsvindt.

Maar uit de stronk zal een takje, “een Loot”, wortelschieten dat de plaats van deze afgehouwen stam zal innemen. Het gaat hier om de toekomstige Zoon van David (Mt 1:1), de Koning van Israël (Jh 1:50). Die wortel zal vrucht voortbrengen. Die vrucht is de Heer Jezus.

Het Hebreeuwse woord voor ‘loot’ is netzer, dat is afgeleid van het woord natzer, een woord dat terugkomt in het woord Nazareth, waar vervolgens het woord “Nazoreeër” van is afgeleid, een Naam van de Heer Jezus (Mt 2:23). Telkens als we lezen over Jezus als Nazoreeër of Nazarener – niet te verwarren met ‘nazireeër’ (Nm 6:1), dat in het Hebreeuws een ander woord is –, is dat een verwijzing naar Zijn nederige afkomst.

De twee regels van dit vers vormen een parallel. De tweede regel zegt met andere woorden ongeveer hetzelfde als de eerste regel. Het is echter geen loutere herhaling. De tweede regel geeft nadere details, waarmee wordt aangevuld wat in de eerste regel staat. Zo duiden Twijg en Loot dezelfde Persoon aan.

Js 11:2 geeft een schitterende beschrijving van de volmaakte eigenschappen en bekwaamheden van Christus. Christus is de Griekse naam die in het Hebreeuws Messias luidt. Zowel Christus als Messias betekent ‘Gezalfde’. Zalving gebeurt met olie. Olie is in de Bijbel een beeld van Gods Geest (Zc 4:2-6). De beschrijving die volgt, laat zien dat Hij niet met olie, maar met de Heilige Geest is gezalfd (Hd 10:38). De zevenvoudige opsomming van namen van de Geest geeft de volheid van Zijn eigenschappen aan (Jh 3:34; Op 1:4; Op 3:1; Op 4:5; Op 5:6). Er is maar “één Geest” (Ef 4:4), maar Die wordt hier gezien in de volkomenheid van Zijn werkingen.

Het eerste wat van de Messias wordt gezegd, “op Hem zal de Geest van de HEERE rusten”, brengt het volkomen welgevallen van de Vader in Hem tot uitdrukking (Mt 3:17). Op Hem vindt de Geest de enig geschikte plaats op aarde om te rusten. We zien hier God, Christus en de Geest (vgl. Op 1:4). Vervolgens worden zes kenmerken genoemd van de Geest Die op Hem rust en wel in drie paren. Die paren worden aan elkaar verbonden door het woord “en”.

Er zijn in totaal zeven namen voor de Heilige Geest Die op de Heer Jezus is gekomen. In beeld zien we hier de zevenarmige kandelaar, die bestaat uit een schacht en zes armen uit zijn zijkanten, waarvan er drie uit de ene kant en drie uit de andere kant van de schacht komen (Ex 25:31-32). In alle lampen is olijfolie, waardoor de lampen branden. Olie is een beeld van de Heilige Geest (1Jh 2:20; 27). De algemene naam van de Geest, “de Geest van de HEERE”, kunnen we verbinden met de schacht. De zes volgende namen kunnen we twee aan twee verbinden aan de zes armen die uit zijn zijde komen, drie aan elke kant.

Opmerkelijk is nog de toelichting van de HEERE op het visioen van de profeet Zacharia van de gouden kandelaar en de twee olijfbomen (Zc 4:1-6). Die toelichting luidt: “Niet door macht en niet door kracht, maar door Mijn Geest” (Zc 4:6). Het opmerkelijke hierbij is dat – wat in het Nederlands niet te zien is – deze zin in het Hebreeuws uit zeven woorden bestaat.

“De Geest van wijsheid en inzicht” ziet op de kracht van Zijn denken, Zijn intellectuele vermogen. “Wijsheid” is het vermogen om de natuur van de mensen of dingen zo te onderscheiden dat zij in staat is om de wil van God in de wereld te vervullen (zie Ex 28:3 waar het woord ‘wijsheid’, hokmah, voor het eerst voorkomt). De Messias beoordeelt alle dingen niet met menselijke wijsheid, naar menselijke normen, maar met “de wijsheid die van boven is” (Jk 3:17a), waardoor Hij in staat is om de raad van God te vervullen. “Inzicht” ziet en doorgrondt de essentie van mensen of zaken. Het is het vermogen om ingewikkelde zaken eenvoudig te maken door de verschillende delen ervan op de juiste wijze te begrijpen.

De Messias doorgrondt volkomen wat een mens doet en waarom. Niets is voor Hem verborgen. Een voorafschaduwing hiervan zien we bij Bezaleël (Ex 35:30-31), een man vervuld met de Geest van wijsheid en inzicht, Die hem in staat stelt om een huis voor God te bouwen.

“De Geest van raad en sterkte” heeft meer te maken met de praktijk van het leven. “Raad” is de bekwaamheid om in een bepaalde situatie de juiste conclusies te trekken. “Sterkte” is het vermogen om conclusies, de uitkomst van de beraadslaging, uit te voeren. De uitdrukking ‘raad en sterkte’ wordt ook gebruikt voor strategie en militaire macht (Js 36:5).

“De Geest van de kennis en de vreze des HEEREN” staat in verband met de persoonlijke relatie met de HEERE. “De kennis” is hier het kennen van de HEERE, de kennis die komt door de intieme gemeenschap van liefde. Dit is volmaakt bij de Heer Jezus aanwezig. Hij kent de Vader. “De vreze” is eerbied en ontzag voor Hem, waardoor de Heer Jezus Zich in alles laat leiden, zodat alles wat Hij doet, welgevallig is voor de Vader (Jh 8:29).

De vrees van de Heer is voor ons de basis van alle andere werkzaamheden van de Geest van de Heer in ons leven (Sp 1:7a). De Geest voert altijd tot eerbied voor God en zal nooit amicaal met Hem omgaan, zoals dat bijvoorbeeld in moderne bijbelvertalingen en tijdens sommige bijeenkomsten wel gebeurt.

Het hele leven van de Heer Jezus, de Messias, wordt gekenmerkt door gemeenschap met de Vader (Js 11:3). Hij leeft in de sfeer van de Vader en alles in Zijn leven is gericht op het doen van de wil van de Vader. Het is Zijn lust, Zijn voedsel, om die wil te doen (Jh 4:34). Dat bepaalt Zijn optreden in Israël en overal en altijd. Nooit oordeelt Hij alleen naar het uiterlijk, zoals wij wel vaak doen. Zijn beoordeling wordt niet bepaald door menselijke maatstaven, door wat Hij ziet of hoort. Hij gaat niet af op indrukken of geruchten. Hij ziet de persoon niet aan. Zijn omgang met de Vader is bepalend voor Zijn beoordeling (Jh 5:30).

Alles, elk deel van Zijn lichaam en elk zintuig, functioneert volmaakt en vertoont dat wat nodig is. Genoemd worden Zijn neus, Zijn ogen en oren, Zijn mond en adem en Zijn lendenen en heupen.

Wat Zijn neus betreft, zien we hier dat de lucht die Hij inademt, doortrokken is van de vreze des HEEREN. Zijn ogen en oren zal Hij niet op een lichtzinnige en oppervlakkige wijze gebruiken, maar voor het juist beoordelen van alle dingen. Hij doet dat grondig en rechtvaardig. Hij ziet daarbij het hart aan.

Het oordeel komt van Zijn lippen en uit Zijn mond en ook daarin zal Hij op een Godwelgevallige wijze dienstbaar zijn. Dat zien we in de gordel die Hij draagt (vgl. Lk 12:37b), terwijl Zijn heupen spreken van de kracht waarmee hij Zijn standvastigheid, Zijn trouw zal tonen. Het vellen van een rechtvaardig oordeel is in de Bijbel een bewijs van wijsheid (1Kn 3:16-28).

Hoewel Hij ook in Zijn Goddelijke alwetendheid niet nodig heeft dat iemand Hem leert, wordt Hij hier voorgesteld als Mens Die Zich in alles laat leiden door Zijn omgang met de Vader. Daardoor komt Hij altijd tot een volmaakte beoordeling. De Vader vertelt Hem wat Hij zeggen en wat Hij spreken moet (Jh 12:49).

Hij maakt de zaak van allen die niet voor zichzelf kunnen opkomen tot de Zijne (Js 11:4). Hij trekt Zich hun lot aan. Hij doet dat niet op grond van emotie, op grond van een misplaatst medelijden, maar “in gerechtigheid” en “met rechtvaardigheid”. Over de aarde, dat wil zeggen over alle goddelozen (meervoud), zal Hij het oordeel voltrekken met de roede, dat is het zwaard, van Zijn mond. Met de adem van Zijn lippen zal Hij die ene goddeloze, de antichrist, verteren (2Th 2:8). Hij zal hem niet eens aanraken, maar alleen door de adem van Zijn mond doden, dat is door Zijn woord.

In alles zal Hij op volmaakt rechtvaardige wijze te werk gaan (Js 11:5). De kracht van Zijn optreden – “heupen” en “middel” wijzen op kracht – ligt in Zijn volkomen gerechtigheid en Zijn absolute trouw aan God en de waarheid.

Copyright information for DutKingComments