Isaiah 24:1-4
Inleiding
De vorige hoofdstukken geven het verslag van de handelingen van God met de afzonderlijke naties ten noorden, ten oosten en ten zuiden van Israël. Dit hoofdstuk beschrijft het oordeel van God over de westerse naties, inclusief Israël, in “de voleinding van de eeuw” (Mt 24:3). Het is de tijd dat Hij, aan Wie “is gegeven alle macht in hemel en opHet oordeel treft de hele aarde
De uitleg van dit gedeelte hangt af van de vertaling van het Hebreeuwse woord eretz. Het kan worden vertaald door ‘land’, dat wil zeggen het land Israël. Het kan ook worden vertaald door ‘aarde’. In het tweede geval gaat het om het oordeel over de aarde. Omdat Mattheüs 24 (Mt 24:38-41) dit gedeelte verbindt met de zondvloed, kiezen we voor de uitleg voor de vertaling door ‘aarde’. De parallel tussen ‘land’ en ‘[bewoonde] wereld’ in Js 24:4 in de vertaling die wij gebruiken, de HSV, steunt deze keuze. Wel moeten we bedenken, dat het hier gaat om de profetische aarde in tegenstelling tot de profetische zee van de volken. We moeten bij de profetische aarde denken aan hen die de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen, dat wil zeggen de westerse, (ex-)christelijke wereld, met name Europa. Bij de profetische zee van de volken gaat het om volken die geen verbinding met God hebben, maar zich tegen Hem en Zijn volk keren.Alles waardoor de wereld wordt gekarakteriseerd, zal in de eindtijd het oordeel ervaren dat in de openingsverzen van dit hoofdstuk wordt voorzegd. Hier maakt de HEERE geen gebruik van menselijke instrumenten, maar voert Hij het oordeel Zelf uit (vgl. Js 13:9-12; Jd 1:14-15) en door Zijn engelen (vgl. Mt 13:41; 49). Alles wordt ondersteboven gekeerd (Js 24:1). We gaan als het ware terug naar het begin van de schepping, dat de aarde woest en leeg is (Gn 1:2). De wereld wordt opnieuw woest en leeg, nu door het oordeel van God. Hierdoor kan er, net als in het begin, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde door Hem worden geschapen (Js 65:17). Dat is het vrederijk.Het is “het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen” (Op 3:10). Wat bij de zondvloed is gebeurd (Gn 6:7; 17), zal weer gebeuren als de HEERE het aardrijk oordeelt. De mensen zullen geen steun bij elkaar vinden om Gods oordelen te weerstaan of te verdragen. Ieder zal alleen zijn in zijn ellende.Alle aardbewoners zullen geoordeeld worden. Er zal geen onderscheid zijn in geestelijke of sociale status (Js 24:2; Rm 2:11), alle lagen van de bevolking worden getroffen. De aarde zal van al haar schoonheid worden ontdaan. Er wordt als het ware een rouwkleed overheen gelegd (Js 24:3). Dat dit oordeel de hele aarde zeker zal treffen, wordt nog eens bekrachtigd met de woorden “de HEERE heeft dit woord gesproken”.De aanleiding tot het oordeel
Dan wordt zichtbaar wat voor het geloof nu al waar is, “dat de hele schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is” (Js 24:4; Rm 8:22). Ook de mensen, en onder hen speciaal de hooggeplaatsten, zullen al hun heerlijkheid verliezen. Er is sprake van “land” en “wereld”. Met ‘land’ wordt meestal het terrein bedoeld waar Gods regering zichtbaar wordt. Dat terrein wordt ook wel de ‘profetische aarde’ genoemd omdat daar de profetieën betrekking op hebben. Met ‘wereld’ wordt hier hetzelfde terrein bedoeld, maar dan als het terrein waarop de mens zich openbaart in zijn toestand van vervreemding van God. In Js 24:5 staat de reden van de oordelen. De mens is er de oorzaak van (Rm 8:20). God heeft Zijn schepping aan algemene wetten en inzettingen onderworpen die als een eeuwig verbond tussen Hem en Zijn schepping gelden (Gn 9:8-10; 16). De mens kan ze nooit ongestraft negeren en veranderen (Dn 7:23-26). Bovenal geldt dit voor Israël, Gods volk, dat Hij op een bijzondere manier heeft duidelijk gemaakt op welke wijze het Zijn zegen kan ontvangen. Maar Israël heeft Zijn wet overtreden en Zijn verbond verbroken (Jr 11:10; Dt 31:16; 20). De mens maakt zich drukker om bodem- en luchtverontreiniging dan om de veel tragischere en diepgaandere verontreiniging van zijn eigen moraliteit. Die laatste verontreiniging is minstens zo wijdverspreid en ernstig als in de achtste eeuw voor Christus, in de dagen van Jesaja. Gods algemene instellingen voor het samenleven van de mensen worden stuk voor stuk afgebroken (vgl. Dn 7:23-25). De oordelen, waarvan het “verbrand worden” een beeld is (Op 19:20; Op 21:8), die op al dit verlaten van de HEERE en Zijn verordeningen volgen, zullen de bevolking van de aarde uitdunnen (Js 24:6; vgl. Mt 24:22).
Copyright information for
DutKingComments